Vervoeging van balanceren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik balanceer
- jij balanceert
- hij/zij/het balanceert
- wij balanceren
- jullie balanceren
- zij balanceren
Onvoltooid verleden tijd
- ik balanceerde
- jij balanceerde
- hij/zij/het balanceerde
- wij balanceerden
- jullie balanceerden
- zij balanceerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebalanceerd
- jij hebt gebalanceerd
- hij/zij/het heeft gebalanceerd
- wij hebben gebalanceerd
- jullie hebben gebalanceerd
- zij hebben gebalanceerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gebalanceerd
- jij had gebalanceerd
- hij/zij/het had gebalanceerd
- wij hadden gebalanceerd
- jullie hadden gebalanceerd
- zij hadden gebalanceerd
Toekomende tijd I
- ik zal balanceren
- jij zult balanceren
- hij/zij/het zal balanceren
- wij zullen balanceren
- jullie zullen balanceren
- zij zullen balanceren
Toekomende tijd II
- ik zal gebalanceerd hebben
- jij zult gebalanceerd hebben
- hij/zij/het zal gebalanceerd hebben
- wij zullen gebalanceerd hebben
- jullie zullen gebalanceerd hebben
- zij zullen gebalanceerd hebben
Conditionalis I
- ik zou balanceren
- jij zou balanceren
- hij/zij/het zou balanceren
- wij zouden balanceren
- jullie zouden balanceren
- zij zouden balanceren
Conditionalis II
- ik zou hebben gebalanceerd
- jij zou hebben gebalanceerd
- hij/zij/het zou hebben gebalanceerd
- wij zouden hebben gebalanceerd
- jullie zouden hebben gebalanceerd
- zij zouden hebben gebalanceerd
Imperatief
- jij balanceer
- jullie balanceert