Vervoeging van banen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik baan
- jij baant
- hij/zij/het baant
- wij banen
- jullie banen
- zij banen
Present
- I tunnel
- you tunnel
- he/she/it tunnels
- we tunnel
- you tunnel
- they tunnel
Onvoltooid verleden tijd
- ik baande
- jij baande
- hij/zij/het baande
- wij baanden
- jullie baanden
- zij baanden
Simple past
- I tunneled; tunnelled
- you tunneled; tunnelled
- he/she/it tunneled; tunnelled
- we tunneled; tunnelled
- you tunneled; tunnelled
- they tunneled; tunnelled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebaand
- jij hebt gebaand
- hij/zij/het heeft gebaand
- wij hebben gebaand
- jullie hebben gebaand
- zij hebben gebaand
Present perfect
- I have tunneled; tunnelled
- you have tunneled; tunnelled
- he/she/it has tunneled; tunnelled
- we have tunneled; tunnelled
- you have tunneled; tunnelled
- they have tunneled; tunnelled
Voltooid verleden tijd
- ik had gebaand
- jij had gebaand
- hij/zij/het had gebaand
- wij hadden gebaand
- jullie hadden gebaand
- zij hadden gebaand
Past perfect
- I had tunneled; tunnelled
- you had tunneled; tunnelled
- he/she/it had tunneled; tunnelled
- we had tunneled; tunnelled
- you had tunneled; tunnelled
- they had tunneled; tunnelled
Toekomende tijd I
- ik zal banen
- jij zult banen
- hij/zij/het zal banen
- wij zullen banen
- jullie zullen banen
- zij zullen banen
Future
- I will tunnel
- you will tunnel
- he/she/it will tunnel
- we will tunnel
- you will tunnel
- they will tunnel
Toekomende tijd II
- ik zal gebaand hebben
- jij zult gebaand hebben
- hij/zij/het zal gebaand hebben
- wij zullen gebaand hebben
- jullie zullen gebaand hebben
- zij zullen gebaand hebben
Future perfect
- I will have tunneled; tunnelled
- you will have tunneled; tunnelled
- he/she/it will have tunneled; tunnelled
- we will have tunneled; tunnelled
- you will have tunneled; tunnelled
- they will have tunneled; tunnelled
Conditionalis I
- ik zou banen
- jij zou banen
- hij/zij/het zou banen
- wij zouden banen
- jullie zouden banen
- zij zouden banen
Conditional present
- I would tunnel
- you would tunnel
- he/she/it would tunnel
- we would tunnel
- you would tunnel
- they would tunnel
Conditionalis II
- ik zou hebben gebaand
- jij zou hebben gebaand
- hij/zij/het zou hebben gebaand
- wij zouden hebben gebaand
- jullie zouden hebben gebaand
- zij zouden hebben gebaand
Conditional perfect
- I would have tunneled; tunnelled
- you would have tunneled; tunnelled
- he/she/it would have tunneled; tunnelled
- we would have tunneled; tunnelled
- you would have tunneled; tunnelled
- they would have tunneled; tunnelled
Imperatief
- jij baan
- jullie baant
Imperative
- you tunnel
- you tunnel