Vervoeging van barbecuen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik barbecue
- jij barbecuet
- hij/zij/het barbecuet
- wij barbecuen
- jullie barbecuen
- zij barbecuen
Onvoltooid verleden tijd
- ik barbecuede
- jij barbecuede
- hij/zij/het barbecuede
- wij barbecueden
- jullie barbecueden
- zij barbecueden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebarbecued
- jij hebt gebarbecued
- hij/zij/het heeft gebarbecued
- wij hebben gebarbecued
- jullie hebben gebarbecued
- zij hebben gebarbecued
Voltooid verleden tijd
- ik had gebarbecued
- jij had gebarbecued
- hij/zij/het had gebarbecued
- wij hadden gebarbecued
- jullie hadden gebarbecued
- zij hadden gebarbecued
Toekomende tijd I
- ik zal barbecuen
- jij zult barbecuen
- hij/zij/het zal barbecuen
- wij zullen barbecuen
- jullie zullen barbecuen
- zij zullen barbecuen
Toekomende tijd II
- ik zal gebarbecued hebben
- jij zult gebarbecued hebben
- hij/zij/het zal gebarbecued hebben
- wij zullen gebarbecued hebben
- jullie zullen gebarbecued hebben
- zij zullen gebarbecued hebben
Conditionalis I
- ik zou barbecuen
- jij zou barbecuen
- hij/zij/het zou barbecuen
- wij zouden barbecuen
- jullie zouden barbecuen
- zij zouden barbecuen
Conditionalis II
- ik zou hebben gebarbecued
- jij zou hebben gebarbecued
- hij/zij/het zou hebben gebarbecued
- wij zouden hebben gebarbecued
- jullie zouden hebben gebarbecued
- zij zouden hebben gebarbecued
Imperatief
- jij barbecue
- jullie barbecuet