Vervoeging van bebakenen
Onbepaalde wijs (infinitief): bebakenen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bebaken
- jij bebakent
- hij/zij/het bebakent
- wij bebakenen
- jullie bebakenen
- zij bebakenen
Present
- I beacon
- you beacon
- he/she/it beacons
- we beacon
- you beacon
- they beacon
Onvoltooid verleden tijd
- ik bebakende
- jij bebakende
- hij/zij/het bebakende
- wij bebakenden
- jullie bebakenden
- zij bebakenden
Simple past
- I beaconed
- you beaconed
- he/she/it beaconed
- we beaconed
- you beaconed
- they beaconed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bebakend
- jij hebt bebakend
- hij/zij/het heeft bebakend
- wij hebben bebakend
- jullie hebben bebakend
- zij hebben bebakend
Present perfect
- I have beaconed
- you have beaconed
- he/she/it has beaconed
- we have beaconed
- you have beaconed
- they have beaconed
Voltooid verleden tijd
- ik had bebakend
- jij had bebakend
- hij/zij/het had bebakend
- wij hadden bebakend
- jullie hadden bebakend
- zij hadden bebakend
Past perfect
- I had beaconed
- you had beaconed
- he/she/it had beaconed
- we had beaconed
- you had beaconed
- they had beaconed
Toekomende tijd I
- ik zal bebakenen
- jij zult bebakenen
- hij/zij/het zal bebakenen
- wij zullen bebakenen
- jullie zullen bebakenen
- zij zullen bebakenen
Future
- I will beacon
- you will beacon
- he/she/it will beacon
- we will beacon
- you will beacon
- they will beacon
Toekomende tijd II
- ik zal bebakend hebben
- jij zult bebakend hebben
- hij/zij/het zal bebakend hebben
- wij zullen bebakend hebben
- jullie zullen bebakend hebben
- zij zullen bebakend hebben
Future perfect
- I will have beaconed
- you will have beaconed
- he/she/it will have beaconed
- we will have beaconed
- you will have beaconed
- they will have beaconed
Conditionalis I
- ik zou bebakenen
- jij zou bebakenen
- hij/zij/het zou bebakenen
- wij zouden bebakenen
- jullie zouden bebakenen
- zij zouden bebakenen
Conditional present
- I would beacon
- you would beacon
- he/she/it would beacon
- we would beacon
- you would beacon
- they would beacon
Conditionalis II
- ik zou hebben bebakend
- jij zou hebben bebakend
- hij/zij/het zou hebben bebakend
- wij zouden hebben bebakend
- jullie zouden hebben bebakend
- zij zouden hebben bebakend
Conditional perfect
- I would have beaconed
- you would have beaconed
- he/she/it would have beaconed
- we would have beaconed
- you would have beaconed
- they would have beaconed
Imperatief
- jij bebaken
- jullie bebakent
Imperative
- you beacon
- you beacon