Vervoeging van beboeten
Onbepaalde wijs (infinitief): beboeten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beboet
- jij beboet
- hij/zij/het beboet
- wij beboeten
- jullie beboeten
- zij beboeten
Presente
- io multo
- tu multi
- lui/lei/Lei multa
- noi multiamo
- voi/Voi multate
- loro/Loro multano
Onvoltooid verleden tijd
- ik beboette
- jij beboette
- hij/zij/het beboette
- wij beboetten
- jullie beboetten
- zij beboetten
Imperfetto
- io multavo
- tu multavi
- lui/lei/Lei multava
- noi multavamo
- voi/Voi multavate
- loro/Loro multavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beboet
- jij hebt beboet
- hij/zij/het heeft beboet
- wij hebben beboet
- jullie hebben beboet
- zij hebben beboet
Passato prossimo
- io ho multato
- tu hai multato
- lui/lei/Lei ha multato
- noi abbiamo multato
- voi/Voi avete multato
- loro/Loro hanno multato
Voltooid verleden tijd
- ik had beboet
- jij had beboet
- hij/zij/het had beboet
- wij hadden beboet
- jullie hadden beboet
- zij hadden beboet
Trapassato prossimo
- io avevo multato
- tu avevi multato
- lui/lei/Lei aveva multato
- noi avevamo multato
- voi/Voi avevate multato
- loro/Loro avevano multato
Toekomende tijd I
- ik zal beboeten
- jij zult beboeten
- hij/zij/het zal beboeten
- wij zullen beboeten
- jullie zullen beboeten
- zij zullen beboeten
Futuro semplice
- io multerò
- tu multerai
- lui/lei/Lei multerà
- noi multeremo
- voi/Voi multerete
- loro/Loro multeranno
Toekomende tijd II
- ik zal beboet hebben
- jij zult beboet hebben
- hij/zij/het zal beboet hebben
- wij zullen beboet hebben
- jullie zullen beboet hebben
- zij zullen beboet hebben
Futuro anteriore
- io avrò multato
- tu avrai multato
- lui/lei/Lei avrà multato
- noi avremo multato
- voi/Voi avrete multato
- loro/Loro avranno multato
Conditionalis I
- ik zou beboeten
- jij zou beboeten
- hij/zij/het zou beboeten
- wij zouden beboeten
- jullie zouden beboeten
- zij zouden beboeten
Condizionale presente
- io multerei
- tu multeresti
- lui/lei/Lei multerebbe
- noi multeremmo
- voi/Voi multereste
- loro/Loro multerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben beboet
- jij zou hebben beboet
- hij/zij/het zou hebben beboet
- wij zouden hebben beboet
- jullie zouden hebben beboet
- zij zouden hebben beboet
Condizionale passato
- io avrei multato
- tu avresti multato
- lui/lei/Lei avrebbe multato
- noi avremmo multato
- voi/Voi avreste multato
- loro/Loro avrebbero multato
Imperatief
- jij beboet
- jullie beboet
Imperativo
- tu multa
- voi/Voi multate