Vervoeging van bedanken
Onbepaalde wijs (infinitief): bedanken
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bedank
- jij bedankt
- hij/zij/het bedankt
- wij bedanken
- jullie bedanken
- zij bedanken
Präsens Indikativ
- ich danke
- du dankst
- er/sie/es dankt
- wir danken
- ihr dankt
- sie danken
Onvoltooid verleden tijd
- ik bedankte
- jij bedankte
- hij/zij/het bedankte
- wij bedankten
- jullie bedankten
- zij bedankten
Präteritum Indikativ
- ich dankte
- du danktest
- er/sie/es dankte
- wir dankten
- ihr danktet
- sie dankten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bedankt
- jij hebt bedankt
- hij/zij/het heeft bedankt
- wij hebben bedankt
- jullie hebben bedankt
- zij hebben bedankt
Perfekt Indikativ
- ich habe gedankt
- du hast gedankt
- er/sie/es hat gedankt
- wir haben gedankt
- ihr habt gedankt
- sie haben gedankt
Voltooid verleden tijd
- ik had bedankt
- jij had bedankt
- hij/zij/het had bedankt
- wij hadden bedankt
- jullie hadden bedankt
- zij hadden bedankt
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte gedankt
- du hattest gedankt
- er/sie/es hatte gedankt
- wir hatten gedankt
- ihr hattet gedankt
- sie hatten gedankt
Toekomende tijd I
- ik zal bedanken
- jij zult bedanken
- hij/zij/het zal bedanken
- wij zullen bedanken
- jullie zullen bedanken
- zij zullen bedanken
Futur I Indikativ
- ich werde danken
- du wirst danken
- er/sie/es wird danken
- wir werden danken
- ihr werdet danken
- sie werden danken
Toekomende tijd II
- ik zal bedankt hebben
- jij zult bedankt hebben
- hij/zij/het zal bedankt hebben
- wij zullen bedankt hebben
- jullie zullen bedankt hebben
- zij zullen bedankt hebben
Futur II Indikativ
- ich werde gedankt haben
- du wirst gedankt haben
- er/sie/es wird gedankt haben
- wir werden gedankt haben
- ihr werdet gedankt haben
- sie werden gedankt haben
Conditionalis I
- ik zou bedanken
- jij zou bedanken
- hij/zij/het zou bedanken
- wij zouden bedanken
- jullie zouden bedanken
- zij zouden bedanken
Futur I Konjunktiv II
- ich würde danken
- du würdest danken
- er/sie/es würde danken
- wir würden danken
- ihr würdet danken
- sie würden danken
Conditionalis II
- ik zou hebben bedankt
- jij zou hebben bedankt
- hij/zij/het zou hebben bedankt
- wij zouden hebben bedankt
- jullie zouden hebben bedankt
- zij zouden hebben bedankt
Futur II Konjunktiv II
- ich würde gedankt haben
- du würdest gedankt haben
- er/sie/es würde gedankt haben
- wir würden gedankt haben
- ihr würdet gedankt haben
- sie würden gedankt haben
Imperatief
- jij bedank
- jullie bedankt
Imperativ
- du dank(e)
- ihr dankt