Vervoeging van bedelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bedel
    • jij bedelt
    • hij/zij/het bedelt
    • wij bedelen
    • jullie bedelen
    • zij bedelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bedelde
    • jij bedelde
    • hij/zij/het bedelde
    • wij bedelden
    • jullie bedelden
    • zij bedelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gebedeld
    • jij hebt gebedeld
    • hij/zij/het heeft gebedeld
    • wij hebben gebedeld
    • jullie hebben gebedeld
    • zij hebben gebedeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gebedeld
    • jij had gebedeld
    • hij/zij/het had gebedeld
    • wij hadden gebedeld
    • jullie hadden gebedeld
    • zij hadden gebedeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bedelen
    • jij zult bedelen
    • hij/zij/het zal bedelen
    • wij zullen bedelen
    • jullie zullen bedelen
    • zij zullen bedelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gebedeld hebben
    • jij zult gebedeld hebben
    • hij/zij/het zal gebedeld hebben
    • wij zullen gebedeld hebben
    • jullie zullen gebedeld hebben
    • zij zullen gebedeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bedelen
    • jij zou bedelen
    • hij/zij/het zou bedelen
    • wij zouden bedelen
    • jullie zouden bedelen
    • zij zouden bedelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gebedeld
    • jij zou hebben gebedeld
    • hij/zij/het zou hebben gebedeld
    • wij zouden hebben gebedeld
    • jullie zouden hebben gebedeld
    • zij zouden hebben gebedeld
  • Imperatief

    • jij bedel
    • jullie bedelt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bedelen