Vervoeging van bedragen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het bedraagt
- zij bedragen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het bedroeg
- zij bedroegen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft bedragen
- zij hebben bedragen
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had bedragen
- zij hadden bedragen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal bedragen
- zij zult bedragen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal bedragen hebben
- zij zult bedragen hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal bedragen
- zij zullen bedragen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben bedragen
- zij zullen hebben bedragen