Vervoeging van beduvelen
Onbepaalde wijs (infinitief): beduvelen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beduvel
- jij beduvelt
- hij/zij/het beduvelt
- wij beduvelen
- jullie beduvelen
- zij beduvelen
Présent
- je mystifie
- tu mystifies
- il/elle mystifie
- nous mystifions
- vous mystifiez
- ils/elles mystifient
Onvoltooid verleden tijd
- ik beduvelde
- jij beduvelde
- hij/zij/het beduvelde
- wij beduvelden
- jullie beduvelden
- zij beduvelden
Indicatif imparfait
- je mystifiais
- tu mystifiais
- il/elle mystifiait
- nous mystifiions
- vous mystifiiez
- ils/elles mystifiaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beduveld
- jij hebt beduveld
- hij/zij/het heeft beduveld
- wij hebben beduveld
- jullie hebben beduveld
- zij hebben beduveld
Indicatif passé composé
- j'ai mystifié
- tu as mystifié
- il/elle a mystifié
- nous avons mystifié
- vous avez mystifié
- ils/elles ont mystifié
Voltooid verleden tijd
- ik had beduveld
- jij had beduveld
- hij/zij/het had beduveld
- wij hadden beduveld
- jullie hadden beduveld
- zij hadden beduveld
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais mystifié
- tu avais mystifié
- il/elle avait mystifié
- nous avions mystifié
- vous aviez mystifié
- ils/elles avaient mystifié
Toekomende tijd I
- ik zal beduvelen
- jij zult beduvelen
- hij/zij/het zal beduvelen
- wij zullen beduvelen
- jullie zullen beduvelen
- zij zullen beduvelen
Indicatif futur
- je mystifierai
- tu mystifieras
- il/elle mystifiera
- nous mystifierons
- vous mystifierez
- ils/elles mystifieront
Toekomende tijd II
- ik zal beduveld hebben
- jij zult beduveld hebben
- hij/zij/het zal beduveld hebben
- wij zullen beduveld hebben
- jullie zullen beduveld hebben
- zij zullen beduveld hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai mystifié
- tu auras mystifié
- il/elle aura mystifié
- nous aurons mystifié
- vous aurez mystifié
- ils/elles auront mystifié
Conditionalis I
- ik zou beduvelen
- jij zou beduvelen
- hij/zij/het zou beduvelen
- wij zouden beduvelen
- jullie zouden beduvelen
- zij zouden beduvelen
Conditionnel présent
- je mystifierais
- tu mystifierais
- il/elle mystifierait
- nous mystifierions
- vous mystifieriez
- ils/elles mystifieraient
Conditionalis II
- ik zou hebben beduveld
- jij zou hebben beduveld
- hij/zij/het zou hebben beduveld
- wij zouden hebben beduveld
- jullie zouden hebben beduveld
- zij zouden hebben beduveld
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais mystifié
- tu aurais mystifié
- il/elle aurait mystifié
- nous aurions mystifié
- vous auriez mystifié
- ils/elles auraient mystifié
Imperatief
- jij beduvel
- jullie beduvelt
Impératif
- tu mystifie
- vous mystifiez