Vervoeging van begeleiden
Onbepaalde wijs (infinitief): begeleiden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik begeleid
- jij begeleidt
- hij/zij/het begeleidt
- wij begeleiden
- jullie begeleiden
- zij begeleiden
Indicativo presente
- yo acompaño
- tú acompañas
- él/ella acompaña
- nosotros acompañamos
- vosotros acompañáis
- ellos/ellas acompañan
Onvoltooid verleden tijd
- ik begeleidde
- jij begeleidde
- hij/zij/het begeleidde
- wij begeleidden
- jullie begeleidden
- zij begeleidden
Indefinido
- yo acompañé
- tú acompañaste
- él/ella acompañó
- nosotros acompañamos
- vosotros acompañasteis
- ellos/ellas acompañaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb begeleid
- jij hebt begeleid
- hij/zij/het heeft begeleid
- wij hebben begeleid
- jullie hebben begeleid
- zij hebben begeleid
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acompañado
- tú has acompañado
- él/ella ha acompañado
- nosotros hemos acompañado
- vosotros habéis acompañado
- ellos/ellas han acompañado
Voltooid verleden tijd
- ik had begeleid
- jij had begeleid
- hij/zij/het had begeleid
- wij hadden begeleid
- jullie hadden begeleid
- zij hadden begeleid
Pluscuamperfecto
- yo había acompañado
- tú habías acompañado
- él/ella había acompañado
- nosotros habíamos acompañado
- vosotros habíais acompañado
- ellos/ellas habían acompañado
Toekomende tijd I
- ik zal begeleiden
- jij zult begeleiden
- hij/zij/het zal begeleiden
- wij zullen begeleiden
- jullie zullen begeleiden
- zij zullen begeleiden
Futuro I
- yo acompañaré
- tú acompañarás
- él/ella acompañará
- nosotros acompañaremos
- vosotros acompañaréis
- ellos/ellas acompañarán
Toekomende tijd II
- ik zal begeleid hebben
- jij zult begeleid hebben
- hij/zij/het zal begeleid hebben
- wij zullen begeleid hebben
- jullie zullen begeleid hebben
- zij zullen begeleid hebben
Futuro perfecto
- yo habré acompañado
- tú habrás acompañado
- él/ella habrá acompañado
- nosotros habremos acompañado
- vosotros habréis acompañado
- ellos/ellas habrán acompañado
Conditionalis I
- ik zou begeleiden
- jij zou begeleiden
- hij/zij/het zou begeleiden
- wij zouden begeleiden
- jullie zouden begeleiden
- zij zouden begeleiden
Condicional
- yo acompañaría
- tú acompañarías
- él/ella acompañaría
- nosotros acompañaríamos
- vosotros acompañaríais
- ellos/ellas acompañarían
Conditionalis II
- ik zou hebben begeleid
- jij zou hebben begeleid
- hij/zij/het zou hebben begeleid
- wij zouden hebben begeleid
- jullie zouden hebben begeleid
- zij zouden hebben begeleid
Condicional perfecto
- yo habría acompañado
- tú habrías acompañado
- él/ella habría acompañado
- nosotros habríamos acompañado
- vosotros habríais acompañado
- ellos/ellas habrían acompañado
Imperatief
- jij begeleid
- jullie begeleidt
Imperativo presente
- tú acompaña
- vosotros acompañad