Vervoeging van behalen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik behaal
    • jij behaalt
    • hij/zij/het behaalt
    • wij behalen
    • jullie behalen
    • zij behalen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik behaalde
    • jij behaalde
    • hij/zij/het behaalde
    • wij behaalden
    • jullie behaalden
    • zij behaalden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb behaald
    • jij hebt behaald
    • hij/zij/het heeft behaald
    • wij hebben behaald
    • jullie hebben behaald
    • zij hebben behaald
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had behaald
    • jij had behaald
    • hij/zij/het had behaald
    • wij hadden behaald
    • jullie hadden behaald
    • zij hadden behaald
  • Toekomende tijd I

    • ik zal behalen
    • jij zult behalen
    • hij/zij/het zal behalen
    • wij zullen behalen
    • jullie zullen behalen
    • zij zullen behalen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal behaald hebben
    • jij zult behaald hebben
    • hij/zij/het zal behaald hebben
    • wij zullen behaald hebben
    • jullie zullen behaald hebben
    • zij zullen behaald hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou behalen
    • jij zou behalen
    • hij/zij/het zou behalen
    • wij zouden behalen
    • jullie zouden behalen
    • zij zouden behalen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben behaald
    • jij zou hebben behaald
    • hij/zij/het zou hebben behaald
    • wij zouden hebben behaald
    • jullie zouden hebben behaald
    • zij zouden hebben behaald
  • Imperatief

    • jij behaal
    • jullie behaalt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van behalen