Vervoeging van behelzen
Onbepaalde wijs (infinitief): behelzen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het behelst
- zij behelzen
Present
- he/she/it comprises
- they comprise
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het behelsde
- zij behelsden
Simple past
- he/she/it comprised
- they comprised
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft behelsd
- zij hebben behelsd
Present perfect
- he/she/it has comprised
- they have comprised
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had behelsd
- zij hadden behelsd
Past perfect
- he/she/it had comprised
- they had comprised
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal behelzen
- zij zult behelzen
Future
- he/she/it will comprise
- they will comprise
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal behelsd hebben
- zij zult behelsd hebben
Future perfect
- he/she/it will have comprised
- they will have comprised
Conditionalis I
- hij/zij/het zal behelzen
- zij zullen behelzen
Conditional present
- he/she/it would comprise
- they would comprise
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben behelsd
- zij zullen hebben behelsd
Conditional perfect
- he/she/it would have comprised
- they would have comprised