Vervoeging van behelzen
Onbepaalde wijs (infinitief): behelzen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het behelst
- zij behelzen
Presente
- lui/lei/Lei contiene
- loro/Loro contengono
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het behelsde
- zij behelsden
Imperfetto
- lui/lei/Lei conteneva
- loro/Loro contenevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft behelsd
- zij hebben behelsd
Passato prossimo
- lui/lei/Lei ha contenuto
- loro/Loro hanno contenuto
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had behelsd
- zij hadden behelsd
Trapassato prossimo
- lui/lei/Lei aveva contenuto
- loro/Loro avevano contenuto
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal behelzen
- zij zult behelzen
Futuro semplice
- lui/lei/Lei conterrà
- loro/Loro conterranno
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal behelsd hebben
- zij zult behelsd hebben
Futuro anteriore
- lui/lei/Lei avrà contenuto
- loro/Loro avranno contenuto
Conditionalis I
- hij/zij/het zal behelzen
- zij zullen behelzen
Condizionale presente
- lui/lei/Lei conterrebbe
- loro/Loro conterrebbero
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben behelsd
- zij zullen hebben behelsd
Condizionale passato
- lui/lei/Lei avrebbe contenuto
- loro/Loro avrebbero contenuto