Vervoeging van bekoren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bekoor
- jij bekoort
- hij/zij/het bekoort
- wij bekoren
- jullie bekoren
- zij bekoren
Presente
- io attraggo
- tu attrai
- lui/lei/Lei attrae
- noi attraiamo
- voi/Voi attraete
- loro/Loro attraggono
Onvoltooid verleden tijd
- ik bekoorde
- jij bekoorde
- hij/zij/het bekoorde
- wij bekoorden
- jullie bekoorden
- zij bekoorden
Imperfetto
- io attraevo
- tu attraevi
- lui/lei/Lei attraeva
- noi attraevamo
- voi/Voi attraevate
- loro/Loro attraevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bekoord
- jij hebt bekoord
- hij/zij/het heeft bekoord
- wij hebben bekoord
- jullie hebben bekoord
- zij hebben bekoord
Passato prossimo
- io ho attratto
- tu hai attratto
- lui/lei/Lei ha attratto
- noi abbiamo attratto
- voi/Voi avete attratto
- loro/Loro hanno attratto
Voltooid verleden tijd
- ik had bekoord
- jij had bekoord
- hij/zij/het had bekoord
- wij hadden bekoord
- jullie hadden bekoord
- zij hadden bekoord
Trapassato prossimo
- io avevo attratto
- tu avevi attratto
- lui/lei/Lei aveva attratto
- noi avevamo attratto
- voi/Voi avevate attratto
- loro/Loro avevano attratto
Toekomende tijd I
- ik zal bekoren
- jij zult bekoren
- hij/zij/het zal bekoren
- wij zullen bekoren
- jullie zullen bekoren
- zij zullen bekoren
Futuro semplice
- io attrarrò
- tu attrarrai
- lui/lei/Lei attrarrà
- noi attrarremo
- voi/Voi attrarrete
- loro/Loro attrarranno
Toekomende tijd II
- ik zal bekoord hebben
- jij zult bekoord hebben
- hij/zij/het zal bekoord hebben
- wij zullen bekoord hebben
- jullie zullen bekoord hebben
- zij zullen bekoord hebben
Futuro anteriore
- io avrò attratto
- tu avrai attratto
- lui/lei/Lei avrà attratto
- noi avremo attratto
- voi/Voi avrete attratto
- loro/Loro avranno attratto
Conditionalis I
- ik zou bekoren
- jij zou bekoren
- hij/zij/het zou bekoren
- wij zouden bekoren
- jullie zouden bekoren
- zij zouden bekoren
Condizionale presente
- io attrarrei
- tu attrarresti
- lui/lei/Lei attrarrebbe
- noi attrarremmo
- voi/Voi attrarreste
- loro/Loro attrarrebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben bekoord
- jij zou hebben bekoord
- hij/zij/het zou hebben bekoord
- wij zouden hebben bekoord
- jullie zouden hebben bekoord
- zij zouden hebben bekoord
Condizionale passato
- io avrei attratto
- tu avresti attratto
- lui/lei/Lei avrebbe attratto
- noi avremmo attratto
- voi/Voi avreste attratto
- loro/Loro avrebbero attratto
Imperatief
- jij bekoor
- jullie bekoort
Imperativo
- tu attrai
- voi/Voi attraete