Vervoeging van bekronen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bekroon
- jij bekroont
- hij/zij/het bekroont
- wij bekronen
- jullie bekronen
- zij bekronen
Onvoltooid verleden tijd
- ik bekroonde
- jij bekroonde
- hij/zij/het bekroonde
- wij bekroonden
- jullie bekroonden
- zij bekroonden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bekroond
- jij hebt bekroond
- hij/zij/het heeft bekroond
- wij hebben bekroond
- jullie hebben bekroond
- zij hebben bekroond
Voltooid verleden tijd
- ik had bekroond
- jij had bekroond
- hij/zij/het had bekroond
- wij hadden bekroond
- jullie hadden bekroond
- zij hadden bekroond
Toekomende tijd I
- ik zal bekronen
- jij zult bekronen
- hij/zij/het zal bekronen
- wij zullen bekronen
- jullie zullen bekronen
- zij zullen bekronen
Toekomende tijd II
- ik zal bekroond hebben
- jij zult bekroond hebben
- hij/zij/het zal bekroond hebben
- wij zullen bekroond hebben
- jullie zullen bekroond hebben
- zij zullen bekroond hebben
Conditionalis I
- ik zou bekronen
- jij zou bekronen
- hij/zij/het zou bekronen
- wij zouden bekronen
- jullie zouden bekronen
- zij zouden bekronen
Conditionalis II
- ik zou hebben bekroond
- jij zou hebben bekroond
- hij/zij/het zou hebben bekroond
- wij zouden hebben bekroond
- jullie zouden hebben bekroond
- zij zouden hebben bekroond
Imperatief
- jij bekroon
- jullie bekroont