Vervoeging van belenen
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beleen
- jij beleent
- hij/zij/het beleent
- wij belenen
- jullie belenen
- zij belenen
Onvoltooid verleden tijd
- ik beleende
- jij beleende
- hij/zij/het beleende
- wij beleenden
- jullie beleenden
- zij beleenden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beleend
- jij hebt beleend
- hij/zij/het heeft beleend
- wij hebben beleend
- jullie hebben beleend
- zij hebben beleend
Voltooid verleden tijd
- ik had beleend
- jij had beleend
- hij/zij/het had beleend
- wij hadden beleend
- jullie hadden beleend
- zij hadden beleend
Toekomende tijd I
- ik zal belenen
- jij zult belenen
- hij/zij/het zal belenen
- wij zullen belenen
- jullie zullen belenen
- zij zullen belenen
Toekomende tijd II
- ik zal beleend hebben
- jij zult beleend hebben
- hij/zij/het zal beleend hebben
- wij zullen beleend hebben
- jullie zullen beleend hebben
- zij zullen beleend hebben
Conditionalis I
- ik zou belenen
- jij zou belenen
- hij/zij/het zou belenen
- wij zouden belenen
- jullie zouden belenen
- zij zouden belenen
Conditionalis II
- ik zou hebben beleend
- jij zou hebben beleend
- hij/zij/het zou hebben beleend
- wij zouden hebben beleend
- jullie zouden hebben beleend
- zij zouden hebben beleend
Imperatief
- jij beleen
- jullie beleent