Vervoeging van belichamen

Onbepaalde wijs (infinitief): belichamen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik belichaam
  • jij belichaamt
  • hij/zij/het belichaamt
  • wij belichamen
  • jullie belichamen
  • zij belichamen

Present

  • I embody
  • you embody
  • he/she/it embodies
  • we embody
  • you embody
  • they embody

Onvoltooid verleden tijd

  • ik belichaamde
  • jij belichaamde
  • hij/zij/het belichaamde
  • wij belichaamden
  • jullie belichaamden
  • zij belichaamden

Simple past

  • I embodied
  • you embodied
  • he/she/it embodied
  • we embodied
  • you embodied
  • they embodied

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb belichaamd
  • jij hebt belichaamd
  • hij/zij/het heeft belichaamd
  • wij hebben belichaamd
  • jullie hebben belichaamd
  • zij hebben belichaamd

Present perfect

  • I have embodied
  • you have embodied
  • he/she/it has embodied
  • we have embodied
  • you have embodied
  • they have embodied

Voltooid verleden tijd

  • ik had belichaamd
  • jij had belichaamd
  • hij/zij/het had belichaamd
  • wij hadden belichaamd
  • jullie hadden belichaamd
  • zij hadden belichaamd

Past perfect

  • I had embodied
  • you had embodied
  • he/she/it had embodied
  • we had embodied
  • you had embodied
  • they had embodied

Toekomende tijd I

  • ik zal belichamen
  • jij zult belichamen
  • hij/zij/het zal belichamen
  • wij zullen belichamen
  • jullie zullen belichamen
  • zij zullen belichamen

Future

  • I will embody
  • you will embody
  • he/she/it will embody
  • we will embody
  • you will embody
  • they will embody

Toekomende tijd II

  • ik zal belichaamd hebben
  • jij zult belichaamd hebben
  • hij/zij/het zal belichaamd hebben
  • wij zullen belichaamd hebben
  • jullie zullen belichaamd hebben
  • zij zullen belichaamd hebben

Future perfect

  • I will have embodied
  • you will have embodied
  • he/she/it will have embodied
  • we will have embodied
  • you will have embodied
  • they will have embodied

Conditionalis I

  • ik zou belichamen
  • jij zou belichamen
  • hij/zij/het zou belichamen
  • wij zouden belichamen
  • jullie zouden belichamen
  • zij zouden belichamen

Conditional present

  • I would embody
  • you would embody
  • he/she/it would embody
  • we would embody
  • you would embody
  • they would embody

Conditionalis II

  • ik zou hebben belichaamd
  • jij zou hebben belichaamd
  • hij/zij/het zou hebben belichaamd
  • wij zouden hebben belichaamd
  • jullie zouden hebben belichaamd
  • zij zouden hebben belichaamd

Conditional perfect

  • I would have embodied
  • you would have embodied
  • he/she/it would have embodied
  • we would have embodied
  • you would have embodied
  • they would have embodied