Vervoeging van bemiddelen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bemiddel
- jij bemiddelt
- hij/zij/het bemiddelt
- wij bemiddelen
- jullie bemiddelen
- zij bemiddelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik bemiddelde
- jij bemiddelde
- hij/zij/het bemiddelde
- wij bemiddelden
- jullie bemiddelden
- zij bemiddelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bemiddeld
- jij hebt bemiddeld
- hij/zij/het heeft bemiddeld
- wij hebben bemiddeld
- jullie hebben bemiddeld
- zij hebben bemiddeld
Voltooid verleden tijd
- ik had bemiddeld
- jij had bemiddeld
- hij/zij/het had bemiddeld
- wij hadden bemiddeld
- jullie hadden bemiddeld
- zij hadden bemiddeld
Toekomende tijd I
- ik zal bemiddelen
- jij zult bemiddelen
- hij/zij/het zal bemiddelen
- wij zullen bemiddelen
- jullie zullen bemiddelen
- zij zullen bemiddelen
Toekomende tijd II
- ik zal bemiddeld hebben
- jij zult bemiddeld hebben
- hij/zij/het zal bemiddeld hebben
- wij zullen bemiddeld hebben
- jullie zullen bemiddeld hebben
- zij zullen bemiddeld hebben
Conditionalis I
- ik zou bemiddelen
- jij zou bemiddelen
- hij/zij/het zou bemiddelen
- wij zouden bemiddelen
- jullie zouden bemiddelen
- zij zouden bemiddelen
Conditionalis II
- ik zou hebben bemiddeld
- jij zou hebben bemiddeld
- hij/zij/het zou hebben bemiddeld
- wij zouden hebben bemiddeld
- jullie zouden hebben bemiddeld
- zij zouden hebben bemiddeld
Imperatief
- jij bemiddel
- jullie bemiddelt