Vervoeging van benijden
Onbepaalde wijs (infinitief): benijden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik benijd
- jij benijdt
- hij/zij/het benijdt
- wij benijden
- jullie benijden
- zij benijden
Indicativo presente
- yo envidio
- tú envidias
- él/ella envidia
- nosotros envidiamos
- vosotros envidiáis
- ellos/ellas envidian
Onvoltooid verleden tijd
- ik benijdde
- jij benijdde
- hij/zij/het benijdde
- wij benijdden
- jullie benijdden
- zij benijdden
Indefinido
- yo envidié
- tú envidiaste
- él/ella envidió
- nosotros envidiamos
- vosotros envidiasteis
- ellos/ellas envidiaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb benijd
- jij hebt benijd
- hij/zij/het heeft benijd
- wij hebben benijd
- jullie hebben benijd
- zij hebben benijd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he envidiado
- tú has envidiado
- él/ella ha envidiado
- nosotros hemos envidiado
- vosotros habéis envidiado
- ellos/ellas han envidiado
Voltooid verleden tijd
- ik had benijd
- jij had benijd
- hij/zij/het had benijd
- wij hadden benijd
- jullie hadden benijd
- zij hadden benijd
Pluscuamperfecto
- yo había envidiado
- tú habías envidiado
- él/ella había envidiado
- nosotros habíamos envidiado
- vosotros habíais envidiado
- ellos/ellas habían envidiado
Toekomende tijd I
- ik zal benijden
- jij zult benijden
- hij/zij/het zal benijden
- wij zullen benijden
- jullie zullen benijden
- zij zullen benijden
Futuro I
- yo envidiaré
- tú envidiarás
- él/ella envidiará
- nosotros envidiaremos
- vosotros envidiaréis
- ellos/ellas envidiarán
Toekomende tijd II
- ik zal benijd hebben
- jij zult benijd hebben
- hij/zij/het zal benijd hebben
- wij zullen benijd hebben
- jullie zullen benijd hebben
- zij zullen benijd hebben
Futuro perfecto
- yo habré envidiado
- tú habrás envidiado
- él/ella habrá envidiado
- nosotros habremos envidiado
- vosotros habréis envidiado
- ellos/ellas habrán envidiado
Conditionalis I
- ik zou benijden
- jij zou benijden
- hij/zij/het zou benijden
- wij zouden benijden
- jullie zouden benijden
- zij zouden benijden
Condicional
- yo envidiaría
- tú envidiarías
- él/ella envidiaría
- nosotros envidiaríamos
- vosotros envidiaríais
- ellos/ellas envidiarían
Conditionalis II
- ik zou hebben benijd
- jij zou hebben benijd
- hij/zij/het zou hebben benijd
- wij zouden hebben benijd
- jullie zouden hebben benijd
- zij zouden hebben benijd
Condicional perfecto
- yo habría envidiado
- tú habrías envidiado
- él/ella habría envidiado
- nosotros habríamos envidiado
- vosotros habríais envidiado
- ellos/ellas habrían envidiado
Imperatief
- jij benijd
- jullie benijdt
Imperativo presente
- tú envidia
- vosotros envidiad