Vervoeging van bepleiten
Onbepaalde wijs (infinitief): bepleiten
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bepleit
- jij bepleit
- hij/zij/het bepleit
- wij bepleiten
- jullie bepleiten
- zij bepleiten
Präsens Indikativ
- ich verteidige
- du verteidigst
- er/sie/es verteidigt
- wir verteidigen
- ihr verteidigt
- sie verteidigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik bepleitte
- jij bepleitte
- hij/zij/het bepleitte
- wij bepleitten
- jullie bepleitten
- zij bepleitten
Präteritum Indikativ
- ich verteidigte
- du verteidigtest
- er/sie/es verteidigte
- wir verteidigten
- ihr verteidigtet
- sie verteidigten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bepleit
- jij hebt bepleit
- hij/zij/het heeft bepleit
- wij hebben bepleit
- jullie hebben bepleit
- zij hebben bepleit
Perfekt Indikativ
- ich habe verteidigt
- du hast verteidigt
- er/sie/es hat verteidigt
- wir haben verteidigt
- ihr habt verteidigt
- sie haben verteidigt
Voltooid verleden tijd
- ik had bepleit
- jij had bepleit
- hij/zij/het had bepleit
- wij hadden bepleit
- jullie hadden bepleit
- zij hadden bepleit
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte verteidigt
- du hattest verteidigt
- er/sie/es hatte verteidigt
- wir hatten verteidigt
- ihr hattet verteidigt
- sie hatten verteidigt
Toekomende tijd I
- ik zal bepleiten
- jij zult bepleiten
- hij/zij/het zal bepleiten
- wij zullen bepleiten
- jullie zullen bepleiten
- zij zullen bepleiten
Futur I Indikativ
- ich werde verteidigen
- du wirst verteidigen
- er/sie/es wird verteidigen
- wir werden verteidigen
- ihr werdet verteidigen
- sie werden verteidigen
Toekomende tijd II
- ik zal bepleit hebben
- jij zult bepleit hebben
- hij/zij/het zal bepleit hebben
- wij zullen bepleit hebben
- jullie zullen bepleit hebben
- zij zullen bepleit hebben
Futur II Indikativ
- ich werde verteidigt haben
- du wirst verteidigt haben
- er/sie/es wird verteidigt haben
- wir werden verteidigt haben
- ihr werdet verteidigt haben
- sie werden verteidigt haben
Conditionalis I
- ik zou bepleiten
- jij zou bepleiten
- hij/zij/het zou bepleiten
- wij zouden bepleiten
- jullie zouden bepleiten
- zij zouden bepleiten
Futur I Konjunktiv II
- ich würde verteidigen
- du würdest verteidigen
- er/sie/es würde verteidigen
- wir würden verteidigen
- ihr würdet verteidigen
- sie würden verteidigen
Conditionalis II
- ik zou hebben bepleit
- jij zou hebben bepleit
- hij/zij/het zou hebben bepleit
- wij zouden hebben bepleit
- jullie zouden hebben bepleit
- zij zouden hebben bepleit
Futur II Konjunktiv II
- ich würde verteidigt haben
- du würdest verteidigt haben
- er/sie/es würde verteidigt haben
- wir würden verteidigt haben
- ihr würdet verteidigt haben
- sie würden verteidigt haben
Imperatief
- jij bepleit
- jullie bepleit
Imperativ
- du verteidig(e)
- ihr verteidigt