Vervoeging van beroeren
Onbepaalde wijs (infinitief): beroeren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beroer
- jij beroert
- hij/zij/het beroert
- wij beroeren
- jullie beroeren
- zij beroeren
Present
- I adjoin
- you adjoin
- he/she/it adjoins
- we adjoin
- you adjoin
- they adjoin
Onvoltooid verleden tijd
- ik beroerde
- jij beroerde
- hij/zij/het beroerde
- wij beroerden
- jullie beroerden
- zij beroerden
Simple past
- I adjoined
- you adjoined
- he/she/it adjoined
- we adjoined
- you adjoined
- they adjoined
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beroerd
- jij hebt beroerd
- hij/zij/het heeft beroerd
- wij hebben beroerd
- jullie hebben beroerd
- zij hebben beroerd
Present perfect
- I have adjoined
- you have adjoined
- he/she/it has adjoined
- we have adjoined
- you have adjoined
- they have adjoined
Voltooid verleden tijd
- ik had beroerd
- jij had beroerd
- hij/zij/het had beroerd
- wij hadden beroerd
- jullie hadden beroerd
- zij hadden beroerd
Past perfect
- I had adjoined
- you had adjoined
- he/she/it had adjoined
- we had adjoined
- you had adjoined
- they had adjoined
Toekomende tijd I
- ik zal beroeren
- jij zult beroeren
- hij/zij/het zal beroeren
- wij zullen beroeren
- jullie zullen beroeren
- zij zullen beroeren
Future
- I will adjoin
- you will adjoin
- he/she/it will adjoin
- we will adjoin
- you will adjoin
- they will adjoin
Toekomende tijd II
- ik zal beroerd hebben
- jij zult beroerd hebben
- hij/zij/het zal beroerd hebben
- wij zullen beroerd hebben
- jullie zullen beroerd hebben
- zij zullen beroerd hebben
Future perfect
- I will have adjoined
- you will have adjoined
- he/she/it will have adjoined
- we will have adjoined
- you will have adjoined
- they will have adjoined
Conditionalis I
- ik zou beroeren
- jij zou beroeren
- hij/zij/het zou beroeren
- wij zouden beroeren
- jullie zouden beroeren
- zij zouden beroeren
Conditional present
- I would adjoin
- you would adjoin
- he/she/it would adjoin
- we would adjoin
- you would adjoin
- they would adjoin
Conditionalis II
- ik zou hebben beroerd
- jij zou hebben beroerd
- hij/zij/het zou hebben beroerd
- wij zouden hebben beroerd
- jullie zouden hebben beroerd
- zij zouden hebben beroerd
Conditional perfect
- I would have adjoined
- you would have adjoined
- he/she/it would have adjoined
- we would have adjoined
- you would have adjoined
- they would have adjoined
Imperatief
- jij beroer
- jullie beroert
Imperative
- you adjoin
- you adjoin