Vervoeging van beschadigen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beschadig
- jij beschadigt
- hij/zij/het beschadigt
- wij beschadigen
- jullie beschadigen
- zij beschadigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik beschadigde
- jij beschadigde
- hij/zij/het beschadigde
- wij beschadigden
- jullie beschadigden
- zij beschadigden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beschadigd
- jij hebt beschadigd
- hij/zij/het heeft beschadigd
- wij hebben beschadigd
- jullie hebben beschadigd
- zij hebben beschadigd
Voltooid verleden tijd
- ik had beschadigd
- jij had beschadigd
- hij/zij/het had beschadigd
- wij hadden beschadigd
- jullie hadden beschadigd
- zij hadden beschadigd
Toekomende tijd I
- ik zal beschadigen
- jij zult beschadigen
- hij/zij/het zal beschadigen
- wij zullen beschadigen
- jullie zullen beschadigen
- zij zullen beschadigen
Toekomende tijd II
- ik zal beschadigd hebben
- jij zult beschadigd hebben
- hij/zij/het zal beschadigd hebben
- wij zullen beschadigd hebben
- jullie zullen beschadigd hebben
- zij zullen beschadigd hebben
Conditionalis I
- ik zou beschadigen
- jij zou beschadigen
- hij/zij/het zou beschadigen
- wij zouden beschadigen
- jullie zouden beschadigen
- zij zouden beschadigen
Conditionalis II
- ik zou hebben beschadigd
- jij zou hebben beschadigd
- hij/zij/het zou hebben beschadigd
- wij zouden hebben beschadigd
- jullie zouden hebben beschadigd
- zij zouden hebben beschadigd
Imperatief
- jij beschadig
- jullie beschadigt