Vervoeging van beschaven

Vertaling: coltivare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beschaaf
  • jij beschaaft
  • hij/zij/het beschaaft
  • wij beschaven
  • jullie beschaven
  • zij beschaven

Presente

  • io coltivo
  • tu coltivi
  • lui/lei/Lei coltiva
  • noi coltiviamo
  • voi/Voi coltivate
  • loro/Loro coltivano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik beschaafde
  • jij beschaafde
  • hij/zij/het beschaafde
  • wij beschaafden
  • jullie beschaafden
  • zij beschaafden

Imperfetto

  • io coltivavo
  • tu coltivavi
  • lui/lei/Lei coltivava
  • noi coltivavamo
  • voi/Voi coltivavate
  • loro/Loro coltivavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb beschaafd
  • jij hebt beschaafd
  • hij/zij/het heeft beschaafd
  • wij hebben beschaafd
  • jullie hebben beschaafd
  • zij hebben beschaafd

Passato prossimo

  • io ho coltivato
  • tu hai coltivato
  • lui/lei/Lei ha coltivato
  • noi abbiamo coltivato
  • voi/Voi avete coltivato
  • loro/Loro hanno coltivato

Voltooid verleden tijd

  • ik had beschaafd
  • jij had beschaafd
  • hij/zij/het had beschaafd
  • wij hadden beschaafd
  • jullie hadden beschaafd
  • zij hadden beschaafd

Trapassato prossimo

  • io avevo coltivato
  • tu avevi coltivato
  • lui/lei/Lei aveva coltivato
  • noi avevamo coltivato
  • voi/Voi avevate coltivato
  • loro/Loro avevano coltivato

Toekomende tijd I

  • ik zal beschaven
  • jij zult beschaven
  • hij/zij/het zal beschaven
  • wij zullen beschaven
  • jullie zullen beschaven
  • zij zullen beschaven

Futuro semplice

  • io coltiverò
  • tu coltiverai
  • lui/lei/Lei coltiverà
  • noi coltiveremo
  • voi/Voi coltiverete
  • loro/Loro coltiveranno

Toekomende tijd II

  • ik zal beschaafd hebben
  • jij zult beschaafd hebben
  • hij/zij/het zal beschaafd hebben
  • wij zullen beschaafd hebben
  • jullie zullen beschaafd hebben
  • zij zullen beschaafd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò coltivato
  • tu avrai coltivato
  • lui/lei/Lei avrà coltivato
  • noi avremo coltivato
  • voi/Voi avrete coltivato
  • loro/Loro avranno coltivato

Conditionalis I

  • ik zou beschaven
  • jij zou beschaven
  • hij/zij/het zou beschaven
  • wij zouden beschaven
  • jullie zouden beschaven
  • zij zouden beschaven

Condizionale presente

  • io coltiverei
  • tu coltiveresti
  • lui/lei/Lei coltiverebbe
  • noi coltiveremmo
  • voi/Voi coltivereste
  • loro/Loro coltiverebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben beschaafd
  • jij zou hebben beschaafd
  • hij/zij/het zou hebben beschaafd
  • wij zouden hebben beschaafd
  • jullie zouden hebben beschaafd
  • zij zouden hebben beschaafd

Condizionale passato

  • io avrei coltivato
  • tu avresti coltivato
  • lui/lei/Lei avrebbe coltivato
  • noi avremmo coltivato
  • voi/Voi avreste coltivato
  • loro/Loro avrebbero coltivato

Imperatief

  • jij beschaaf
  • jullie beschaaft

Imperativo

  • tu coltiva
  • voi/Voi coltivate