Vervoeging van beschimmelen

Onbepaalde wijs (infinitief): beschimmelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het beschimmelt
    • zij beschimmelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het beschimmelde
    • zij beschimmelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het is beschimmeld
    • zij zijn beschimmeld
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het was beschimmeld
    • zij waren beschimmeld
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal beschimmelen
    • zij zult beschimmelen
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal beschimmeld zijn
    • zij zult beschimmeld zijn
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal beschimmelen
    • zij zullen beschimmelen
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal zijn beschimmeld
    • zij zullen zijn beschimmeld

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van beschimmelen