Vervoeging van beschimmelen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het beschimmelt
- zij beschimmelen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het beschimmelde
- zij beschimmelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is beschimmeld
- zij zijn beschimmeld
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was beschimmeld
- zij waren beschimmeld
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal beschimmelen
- zij zult beschimmelen
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal beschimmeld zijn
- zij zult beschimmeld zijn
Conditionalis I
- hij/zij/het zal beschimmelen
- zij zullen beschimmelen
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn beschimmeld
- zij zullen zijn beschimmeld