Vervoeging van beslaan

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik besla
    • jij beslaat
    • hij/zij/het beslaat
    • wij beslaan
    • jullie beslaan
    • zij beslaan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik besloeg
    • jij besloeg
    • hij/zij/het besloeg
    • wij besloegen
    • jullie besloegen
    • zij besloegen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb beslagen
    • jij hebt beslagen
    • hij/zij/het heeft beslagen
    • wij hebben beslagen
    • jullie hebben beslagen
    • zij hebben beslagen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had beslagen
    • jij had beslagen
    • hij/zij/het had beslagen
    • wij hadden beslagen
    • jullie hadden beslagen
    • zij hadden beslagen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal beslaan
    • jij zult beslaan
    • hij/zij/het zal beslaan
    • wij zullen beslaan
    • jullie zullen beslaan
    • zij zullen beslaan
  • Toekomende tijd II

    • ik zal beslagen hebben
    • jij zult beslagen hebben
    • hij/zij/het zal beslagen hebben
    • wij zullen beslagen hebben
    • jullie zullen beslagen hebben
    • zij zullen beslagen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou beslaan
    • jij zou beslaan
    • hij/zij/het zou beslaan
    • wij zouden beslaan
    • jullie zouden beslaan
    • zij zouden beslaan
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben beslagen
    • jij zou hebben beslagen
    • hij/zij/het zou hebben beslagen
    • wij zouden hebben beslagen
    • jullie zouden hebben beslagen
    • zij zouden hebben beslagen
  • Imperatief

    • jij besla
    • jullie beslaat

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van beslaan