Vervoeging van bestelen
Onbepaalde wijs (infinitief): bestelen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik besteel
- jij besteelt
- hij/zij/het besteelt
- wij bestelen
- jullie bestelen
- zij bestelen
Indicativo presente
- yo hurto
- tú hurtas
- él/ella hurta
- nosotros hurtamos
- vosotros hurtáis
- ellos/ellas hurtan
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestal
- jij bestal
- hij/zij/het bestal
- wij bestalen
- jullie bestalen
- zij bestalen
Indefinido
- yo hurté
- tú hurtaste
- él/ella hurtó
- nosotros hurtamos
- vosotros hurtasteis
- ellos/ellas hurtaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bestolen
- jij hebt bestolen
- hij/zij/het heeft bestolen
- wij hebben bestolen
- jullie hebben bestolen
- zij hebben bestolen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he hurtado
- tú has hurtado
- él/ella ha hurtado
- nosotros hemos hurtado
- vosotros habéis hurtado
- ellos/ellas han hurtado
Voltooid verleden tijd
- ik had bestolen
- jij had bestolen
- hij/zij/het had bestolen
- wij hadden bestolen
- jullie hadden bestolen
- zij hadden bestolen
Pluscuamperfecto
- yo había hurtado
- tú habías hurtado
- él/ella había hurtado
- nosotros habíamos hurtado
- vosotros habíais hurtado
- ellos/ellas habían hurtado
Toekomende tijd I
- ik zal bestelen
- jij zult bestelen
- hij/zij/het zal bestelen
- wij zullen bestelen
- jullie zullen bestelen
- zij zullen bestelen
Futuro I
- yo hurtaré
- tú hurtarás
- él/ella hurtará
- nosotros hurtaremos
- vosotros hurtaréis
- ellos/ellas hurtarán
Toekomende tijd II
- ik zal bestolen hebben
- jij zult bestolen hebben
- hij/zij/het zal bestolen hebben
- wij zullen bestolen hebben
- jullie zullen bestolen hebben
- zij zullen bestolen hebben
Futuro perfecto
- yo habré hurtado
- tú habrás hurtado
- él/ella habrá hurtado
- nosotros habremos hurtado
- vosotros habréis hurtado
- ellos/ellas habrán hurtado
Conditionalis I
- ik zou bestelen
- jij zou bestelen
- hij/zij/het zou bestelen
- wij zouden bestelen
- jullie zouden bestelen
- zij zouden bestelen
Condicional
- yo hurtaría
- tú hurtarías
- él/ella hurtaría
- nosotros hurtaríamos
- vosotros hurtaríais
- ellos/ellas hurtarían
Conditionalis II
- ik zou hebben bestolen
- jij zou hebben bestolen
- hij/zij/het zou hebben bestolen
- wij zouden hebben bestolen
- jullie zouden hebben bestolen
- zij zouden hebben bestolen
Condicional perfecto
- yo habría hurtado
- tú habrías hurtado
- él/ella habría hurtado
- nosotros habríamos hurtado
- vosotros habríais hurtado
- ellos/ellas habrían hurtado
Imperatief
- jij besteel
- jullie besteelt
Imperativo presente
- tú hurta
- vosotros hurtad