Vervoeging van bestrooien

Onbepaalde wijs (infinitief): bestrooien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bestrooi
    • jij bestrooit
    • hij/zij/het bestrooit
    • wij bestrooien
    • jullie bestrooien
    • zij bestrooien
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bestrooide
    • jij bestrooide
    • hij/zij/het bestrooide
    • wij bestrooiden
    • jullie bestrooiden
    • zij bestrooiden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb bestrooid
    • jij hebt bestrooid
    • hij/zij/het heeft bestrooid
    • wij hebben bestrooid
    • jullie hebben bestrooid
    • zij hebben bestrooid
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had bestrooid
    • jij had bestrooid
    • hij/zij/het had bestrooid
    • wij hadden bestrooid
    • jullie hadden bestrooid
    • zij hadden bestrooid
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bestrooien
    • jij zult bestrooien
    • hij/zij/het zal bestrooien
    • wij zullen bestrooien
    • jullie zullen bestrooien
    • zij zullen bestrooien
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bestrooid hebben
    • jij zult bestrooid hebben
    • hij/zij/het zal bestrooid hebben
    • wij zullen bestrooid hebben
    • jullie zullen bestrooid hebben
    • zij zullen bestrooid hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bestrooien
    • jij zou bestrooien
    • hij/zij/het zou bestrooien
    • wij zouden bestrooien
    • jullie zouden bestrooien
    • zij zouden bestrooien
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben bestrooid
    • jij zou hebben bestrooid
    • hij/zij/het zou hebben bestrooid
    • wij zouden hebben bestrooid
    • jullie zouden hebben bestrooid
    • zij zouden hebben bestrooid
  • Imperatief

    • jij bestrooi
    • jullie bestrooit

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bestrooien