Vervoeging van beteren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik beter
    • jij betert
    • hij/zij/het betert
    • wij beteren
    • jullie beteren
    • zij beteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik beterde
    • jij beterde
    • hij/zij/het beterde
    • wij beterden
    • jullie beterden
    • zij beterden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gebeterd
    • jij hebt gebeterd
    • hij/zij/het heeft gebeterd
    • wij hebben gebeterd
    • jullie hebben gebeterd
    • zij hebben gebeterd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gebeterd
    • jij had gebeterd
    • hij/zij/het had gebeterd
    • wij hadden gebeterd
    • jullie hadden gebeterd
    • zij hadden gebeterd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal beteren
    • jij zult beteren
    • hij/zij/het zal beteren
    • wij zullen beteren
    • jullie zullen beteren
    • zij zullen beteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gebeterd hebben
    • jij zult gebeterd hebben
    • hij/zij/het zal gebeterd hebben
    • wij zullen gebeterd hebben
    • jullie zullen gebeterd hebben
    • zij zullen gebeterd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou beteren
    • jij zou beteren
    • hij/zij/het zou beteren
    • wij zouden beteren
    • jullie zouden beteren
    • zij zouden beteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gebeterd
    • jij zou hebben gebeterd
    • hij/zij/het zou hebben gebeterd
    • wij zouden hebben gebeterd
    • jullie zouden hebben gebeterd
    • zij zouden hebben gebeterd
  • Imperatief

    • jij beter
    • jullie betert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van beteren