Vervoeging van betichten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik beticht
    • jij beticht
    • hij/zij/het beticht
    • wij betichten
    • jullie betichten
    • zij betichten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik betichtte
    • jij betichtte
    • hij/zij/het betichtte
    • wij betichtten
    • jullie betichtten
    • zij betichtten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb beticht
    • jij hebt beticht
    • hij/zij/het heeft beticht
    • wij hebben beticht
    • jullie hebben beticht
    • zij hebben beticht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had beticht
    • jij had beticht
    • hij/zij/het had beticht
    • wij hadden beticht
    • jullie hadden beticht
    • zij hadden beticht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal betichten
    • jij zult betichten
    • hij/zij/het zal betichten
    • wij zullen betichten
    • jullie zullen betichten
    • zij zullen betichten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal beticht hebben
    • jij zult beticht hebben
    • hij/zij/het zal beticht hebben
    • wij zullen beticht hebben
    • jullie zullen beticht hebben
    • zij zullen beticht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou betichten
    • jij zou betichten
    • hij/zij/het zou betichten
    • wij zouden betichten
    • jullie zouden betichten
    • zij zouden betichten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben beticht
    • jij zou hebben beticht
    • hij/zij/het zou hebben beticht
    • wij zouden hebben beticht
    • jullie zouden hebben beticht
    • zij zouden hebben beticht
  • Imperatief

    • jij beticht
    • jullie beticht

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van betichten