Vervoeging van betreuren
Onbepaalde wijs (infinitief): betreuren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik betreur
- jij betreurt
- hij/zij/het betreurt
- wij betreuren
- jullie betreuren
- zij betreuren
Präsens Indikativ
- ich bedau(e)re
- du bedauerst
- er/sie/es bedauert
- wir bedauern
- ihr bedauert
- sie bedauern
Onvoltooid verleden tijd
- ik betreurde
- jij betreurde
- hij/zij/het betreurde
- wij betreurden
- jullie betreurden
- zij betreurden
Präteritum Indikativ
- ich bedauerte
- du bedauertest
- er/sie/es bedauerte
- wir bedauerten
- ihr bedauertet
- sie bedauerten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb betreurd
- jij hebt betreurd
- hij/zij/het heeft betreurd
- wij hebben betreurd
- jullie hebben betreurd
- zij hebben betreurd
Perfekt Indikativ
- ich habe bedauert
- du hast bedauert
- er/sie/es hat bedauert
- wir haben bedauert
- ihr habt bedauert
- sie haben bedauert
Voltooid verleden tijd
- ik had betreurd
- jij had betreurd
- hij/zij/het had betreurd
- wij hadden betreurd
- jullie hadden betreurd
- zij hadden betreurd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte bedauert
- du hattest bedauert
- er/sie/es hatte bedauert
- wir hatten bedauert
- ihr hattet bedauert
- sie hatten bedauert
Toekomende tijd I
- ik zal betreuren
- jij zult betreuren
- hij/zij/het zal betreuren
- wij zullen betreuren
- jullie zullen betreuren
- zij zullen betreuren
Futur I Indikativ
- ich werde bedauern
- du wirst bedauern
- er/sie/es wird bedauern
- wir werden bedauern
- ihr werdet bedauern
- sie werden bedauern
Toekomende tijd II
- ik zal betreurd hebben
- jij zult betreurd hebben
- hij/zij/het zal betreurd hebben
- wij zullen betreurd hebben
- jullie zullen betreurd hebben
- zij zullen betreurd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde bedauert haben
- du wirst bedauert haben
- er/sie/es wird bedauert haben
- wir werden bedauert haben
- ihr werdet bedauert haben
- sie werden bedauert haben
Conditionalis I
- ik zou betreuren
- jij zou betreuren
- hij/zij/het zou betreuren
- wij zouden betreuren
- jullie zouden betreuren
- zij zouden betreuren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde bedauern
- du würdest bedauern
- er/sie/es würde bedauern
- wir würden bedauern
- ihr würdet bedauern
- sie würden bedauern
Conditionalis II
- ik zou hebben betreurd
- jij zou hebben betreurd
- hij/zij/het zou hebben betreurd
- wij zouden hebben betreurd
- jullie zouden hebben betreurd
- zij zouden hebben betreurd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde bedauert haben
- du würdest bedauert haben
- er/sie/es würde bedauert haben
- wir würden bedauert haben
- ihr würdet bedauert haben
- sie würden bedauert haben
Imperatief
- jij betreur
- jullie betreurt
Imperativ
- du bedau(e)re
- ihr bedauert