Vervoeging van bevruchten

Onbepaalde wijs (infinitief): bevruchten

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bevrucht
    • jij bevrucht
    • hij/zij/het bevrucht
    • wij bevruchten
    • jullie bevruchten
    • zij bevruchten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bevruchtte
    • jij bevruchtte
    • hij/zij/het bevruchtte
    • wij bevruchtten
    • jullie bevruchtten
    • zij bevruchtten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb bevrucht
    • jij hebt bevrucht
    • hij/zij/het heeft bevrucht
    • wij hebben bevrucht
    • jullie hebben bevrucht
    • zij hebben bevrucht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had bevrucht
    • jij had bevrucht
    • hij/zij/het had bevrucht
    • wij hadden bevrucht
    • jullie hadden bevrucht
    • zij hadden bevrucht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bevruchten
    • jij zult bevruchten
    • hij/zij/het zal bevruchten
    • wij zullen bevruchten
    • jullie zullen bevruchten
    • zij zullen bevruchten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bevrucht hebben
    • jij zult bevrucht hebben
    • hij/zij/het zal bevrucht hebben
    • wij zullen bevrucht hebben
    • jullie zullen bevrucht hebben
    • zij zullen bevrucht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bevruchten
    • jij zou bevruchten
    • hij/zij/het zou bevruchten
    • wij zouden bevruchten
    • jullie zouden bevruchten
    • zij zouden bevruchten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben bevrucht
    • jij zou hebben bevrucht
    • hij/zij/het zou hebben bevrucht
    • wij zouden hebben bevrucht
    • jullie zouden hebben bevrucht
    • zij zouden hebben bevrucht
  • Imperatief

    • jij bevrucht
    • jullie bevrucht

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bevruchten