Vervoeging van bewaren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bewaar
    • jij bewaart
    • hij/zij/het bewaart
    • wij bewaren
    • jullie bewaren
    • zij bewaren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bewaarde
    • jij bewaarde
    • hij/zij/het bewaarde
    • wij bewaarden
    • jullie bewaarden
    • zij bewaarden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb bewaard
    • jij hebt bewaard
    • hij/zij/het heeft bewaard
    • wij hebben bewaard
    • jullie hebben bewaard
    • zij hebben bewaard
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had bewaard
    • jij had bewaard
    • hij/zij/het had bewaard
    • wij hadden bewaard
    • jullie hadden bewaard
    • zij hadden bewaard
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bewaren
    • jij zult bewaren
    • hij/zij/het zal bewaren
    • wij zullen bewaren
    • jullie zullen bewaren
    • zij zullen bewaren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bewaard hebben
    • jij zult bewaard hebben
    • hij/zij/het zal bewaard hebben
    • wij zullen bewaard hebben
    • jullie zullen bewaard hebben
    • zij zullen bewaard hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bewaren
    • jij zou bewaren
    • hij/zij/het zou bewaren
    • wij zouden bewaren
    • jullie zouden bewaren
    • zij zouden bewaren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben bewaard
    • jij zou hebben bewaard
    • hij/zij/het zou hebben bewaard
    • wij zouden hebben bewaard
    • jullie zouden hebben bewaard
    • zij zouden hebben bewaard
  • Imperatief

    • jij bewaar
    • jullie bewaart

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van bewaren