Vervoeging van bewijzen

Vertaling: provare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bewijs
  • jij bewijst
  • hij/zij/het bewijst
  • wij bewijzen
  • jullie bewijzen
  • zij bewijzen

Presente

  • io provo
  • tu provi
  • lui/lei/Lei prova
  • noi proviamo
  • voi/Voi provate
  • loro/Loro provano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bewees
  • jij bewees
  • hij/zij/het bewees
  • wij bewezen
  • jullie bewezen
  • zij bewezen

Imperfetto

  • io provavo
  • tu provavi
  • lui/lei/Lei provava
  • noi provavamo
  • voi/Voi provavate
  • loro/Loro provavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bewezen
  • jij hebt bewezen
  • hij/zij/het heeft bewezen
  • wij hebben bewezen
  • jullie hebben bewezen
  • zij hebben bewezen

Passato prossimo

  • io ho provato
  • tu hai provato
  • lui/lei/Lei ha provato
  • noi abbiamo provato
  • voi/Voi avete provato
  • loro/Loro hanno provato

Voltooid verleden tijd

  • ik had bewezen
  • jij had bewezen
  • hij/zij/het had bewezen
  • wij hadden bewezen
  • jullie hadden bewezen
  • zij hadden bewezen

Trapassato prossimo

  • io avevo provato
  • tu avevi provato
  • lui/lei/Lei aveva provato
  • noi avevamo provato
  • voi/Voi avevate provato
  • loro/Loro avevano provato

Toekomende tijd I

  • ik zal bewijzen
  • jij zult bewijzen
  • hij/zij/het zal bewijzen
  • wij zullen bewijzen
  • jullie zullen bewijzen
  • zij zullen bewijzen

Futuro semplice

  • io proverò
  • tu proverai
  • lui/lei/Lei proverà
  • noi proveremo
  • voi/Voi proverete
  • loro/Loro proveranno

Toekomende tijd II

  • ik zal bewezen hebben
  • jij zult bewezen hebben
  • hij/zij/het zal bewezen hebben
  • wij zullen bewezen hebben
  • jullie zullen bewezen hebben
  • zij zullen bewezen hebben

Futuro anteriore

  • io avrò provato
  • tu avrai provato
  • lui/lei/Lei avrà provato
  • noi avremo provato
  • voi/Voi avrete provato
  • loro/Loro avranno provato

Conditionalis I

  • ik zou bewijzen
  • jij zou bewijzen
  • hij/zij/het zou bewijzen
  • wij zouden bewijzen
  • jullie zouden bewijzen
  • zij zouden bewijzen

Condizionale presente

  • io proverei
  • tu proveresti
  • lui/lei/Lei proverebbe
  • noi proveremmo
  • voi/Voi provereste
  • loro/Loro proverebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben bewezen
  • jij zou hebben bewezen
  • hij/zij/het zou hebben bewezen
  • wij zouden hebben bewezen
  • jullie zouden hebben bewezen
  • zij zouden hebben bewezen

Condizionale passato

  • io avrei provato
  • tu avresti provato
  • lui/lei/Lei avrebbe provato
  • noi avremmo provato
  • voi/Voi avreste provato
  • loro/Loro avrebbero provato

Imperatief

  • jij bewijs
  • jullie bewijst

Imperativo

  • tu prova
  • voi/Voi provate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bewijzen