Vervoeging van bezingen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bezing
    • jij bezingt
    • hij/zij/het bezingt
    • wij bezingen
    • jullie bezingen
    • zij bezingen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bezong
    • jij bezong
    • hij/zij/het bezong
    • wij bezongen
    • jullie bezongen
    • zij bezongen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb bezongen
    • jij hebt bezongen
    • hij/zij/het heeft bezongen
    • wij hebben bezongen
    • jullie hebben bezongen
    • zij hebben bezongen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had bezongen
    • jij had bezongen
    • hij/zij/het had bezongen
    • wij hadden bezongen
    • jullie hadden bezongen
    • zij hadden bezongen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bezingen
    • jij zult bezingen
    • hij/zij/het zal bezingen
    • wij zullen bezingen
    • jullie zullen bezingen
    • zij zullen bezingen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bezongen hebben
    • jij zult bezongen hebben
    • hij/zij/het zal bezongen hebben
    • wij zullen bezongen hebben
    • jullie zullen bezongen hebben
    • zij zullen bezongen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bezingen
    • jij zou bezingen
    • hij/zij/het zou bezingen
    • wij zouden bezingen
    • jullie zouden bezingen
    • zij zouden bezingen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben bezongen
    • jij zou hebben bezongen
    • hij/zij/het zou hebben bezongen
    • wij zouden hebben bezongen
    • jullie zouden hebben bezongen
    • zij zouden hebben bezongen
  • Imperatief

    • jij bezing
    • jullie bezingt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bezingen