Vervoeging van bezoldigen
Onbepaalde wijs (infinitief): bezoldigen
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bezoldig
- jij bezoldigt
- hij/zij/het bezoldigt
- wij bezoldigen
- jullie bezoldigen
- zij bezoldigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik bezoldigde
- jij bezoldigde
- hij/zij/het bezoldigde
- wij bezoldigden
- jullie bezoldigden
- zij bezoldigden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bezoldigd
- jij hebt bezoldigd
- hij/zij/het heeft bezoldigd
- wij hebben bezoldigd
- jullie hebben bezoldigd
- zij hebben bezoldigd
Voltooid verleden tijd
- ik had bezoldigd
- jij had bezoldigd
- hij/zij/het had bezoldigd
- wij hadden bezoldigd
- jullie hadden bezoldigd
- zij hadden bezoldigd
Toekomende tijd I
- ik zal bezoldigen
- jij zult bezoldigen
- hij/zij/het zal bezoldigen
- wij zullen bezoldigen
- jullie zullen bezoldigen
- zij zullen bezoldigen
Toekomende tijd II
- ik zal bezoldigd hebben
- jij zult bezoldigd hebben
- hij/zij/het zal bezoldigd hebben
- wij zullen bezoldigd hebben
- jullie zullen bezoldigd hebben
- zij zullen bezoldigd hebben
Conditionalis I
- ik zou bezoldigen
- jij zou bezoldigen
- hij/zij/het zou bezoldigen
- wij zouden bezoldigen
- jullie zouden bezoldigen
- zij zouden bezoldigen
Conditionalis II
- ik zou hebben bezoldigd
- jij zou hebben bezoldigd
- hij/zij/het zou hebben bezoldigd
- wij zouden hebben bezoldigd
- jullie zouden hebben bezoldigd
- zij zouden hebben bezoldigd
Imperatief
- jij bezoldig
- jullie bezoldigt