Vervoeging van bijeenzoeken

Onbepaalde wijs (infinitief): bijeenzoeken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zoek bijeen
    • jij zoekt bijeen
    • hij/zij/het zoekt bijeen
    • wij zoeken bijeen
    • jullie zoeken bijeen
    • zij zoeken bijeen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zocht bijeen
    • jij zocht bijeen
    • hij/zij/het zocht bijeen
    • wij zochten bijeen
    • jullie zochten bijeen
    • zij zochten bijeen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb bijeengezocht
    • jij hebt bijeengezocht
    • hij/zij/het heeft bijeengezocht
    • wij hebben bijeengezocht
    • jullie hebben bijeengezocht
    • zij hebben bijeengezocht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had bijeengezocht
    • jij had bijeengezocht
    • hij/zij/het had bijeengezocht
    • wij hadden bijeengezocht
    • jullie hadden bijeengezocht
    • zij hadden bijeengezocht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bijeenzoeken
    • jij zult bijeenzoeken
    • hij/zij/het zal bijeenzoeken
    • wij zullen bijeenzoeken
    • jullie zullen bijeenzoeken
    • zij zullen bijeenzoeken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bijeengezocht hebben
    • jij zult bijeengezocht hebben
    • hij/zij/het zal bijeengezocht hebben
    • wij zullen bijeengezocht hebben
    • jullie zullen bijeengezocht hebben
    • zij zullen bijeengezocht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bijeenzoeken
    • jij zou bijeenzoeken
    • hij/zij/het zou bijeenzoeken
    • wij zouden bijeenzoeken
    • jullie zouden bijeenzoeken
    • zij zouden bijeenzoeken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben bijeengezocht
    • jij zou hebben bijeengezocht
    • hij/zij/het zou hebben bijeengezocht
    • wij zouden hebben bijeengezocht
    • jullie zouden hebben bijeengezocht
    • zij zouden hebben bijeengezocht
  • Imperatief

    • jij zoek bijeen
    • jullie zoekt bijeen