Vervoeging van bijmengen
Onbepaalde wijs (infinitief): bijmengen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik meng bij
- jij mengt bij
- hij/zij/het mengt bij
- wij mengen bij
- jullie mengen bij
- zij mengen bij
Présent
- j'ajoute
- tu ajoutes
- il/elle ajoute
- nous ajoutons
- vous ajoutez
- ils/elles ajoutent
Onvoltooid verleden tijd
- ik mengde bij
- jij mengde bij
- hij/zij/het mengde bij
- wij mengden bij
- jullie mengden bij
- zij mengden bij
Indicatif imparfait
- j'ajoutais
- tu ajoutais
- il/elle ajoutait
- nous ajoutions
- vous ajoutiez
- ils/elles ajoutaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bijgemengd
- jij hebt bijgemengd
- hij/zij/het heeft bijgemengd
- wij hebben bijgemengd
- jullie hebben bijgemengd
- zij hebben bijgemengd
Indicatif passé composé
- j'ai ajouté
- tu as ajouté
- il/elle a ajouté
- nous avons ajouté
- vous avez ajouté
- ils/elles ont ajouté
Voltooid verleden tijd
- ik had bijgemengd
- jij had bijgemengd
- hij/zij/het had bijgemengd
- wij hadden bijgemengd
- jullie hadden bijgemengd
- zij hadden bijgemengd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais ajouté
- tu avais ajouté
- il/elle avait ajouté
- nous avions ajouté
- vous aviez ajouté
- ils/elles avaient ajouté
Toekomende tijd I
- ik zal bijmengen
- jij zult bijmengen
- hij/zij/het zal bijmengen
- wij zullen bijmengen
- jullie zullen bijmengen
- zij zullen bijmengen
Indicatif futur
- j'ajouterai
- tu ajouteras
- il/elle ajoutera
- nous ajouterons
- vous ajouterez
- ils/elles ajouteront
Toekomende tijd II
- ik zal bijgemengd hebben
- jij zult bijgemengd hebben
- hij/zij/het zal bijgemengd hebben
- wij zullen bijgemengd hebben
- jullie zullen bijgemengd hebben
- zij zullen bijgemengd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai ajouté
- tu auras ajouté
- il/elle aura ajouté
- nous aurons ajouté
- vous aurez ajouté
- ils/elles auront ajouté
Conditionalis I
- ik zou bijmengen
- jij zou bijmengen
- hij/zij/het zou bijmengen
- wij zouden bijmengen
- jullie zouden bijmengen
- zij zouden bijmengen
Conditionnel présent
- j'ajouterais
- tu ajouterais
- il/elle ajouterait
- nous ajouterions
- vous ajouteriez
- ils/elles ajouteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben bijgemengd
- jij zou hebben bijgemengd
- hij/zij/het zou hebben bijgemengd
- wij zouden hebben bijgemengd
- jullie zouden hebben bijgemengd
- zij zouden hebben bijgemengd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais ajouté
- tu aurais ajouté
- il/elle aurait ajouté
- nous aurions ajouté
- vous auriez ajouté
- ils/elles auraient ajouté
Imperatief
- jij meng bij
- jullie mengt bij
Impératif
- tu ajoute
- vous ajoutez