Vervoeging van bijzetten
Onbepaalde wijs (infinitief): bijzetten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zet bij
- jij zet bij
- hij/zij/het zet bij
- wij zetten bij
- jullie zetten bij
- zij zetten bij
Present
- I bury
- you bury
- he/she/it buries
- we bury
- you bury
- they bury
Onvoltooid verleden tijd
- ik zette bij
- jij zette bij
- hij/zij/het zette bij
- wij zetten bij
- jullie zetten bij
- zij zetten bij
Simple past
- I buried
- you buried
- he/she/it buried
- we buried
- you buried
- they buried
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bijgezet
- jij hebt bijgezet
- hij/zij/het heeft bijgezet
- wij hebben bijgezet
- jullie hebben bijgezet
- zij hebben bijgezet
Present perfect
- I have buried
- you have buried
- he/she/it has buried
- we have buried
- you have buried
- they have buried
Voltooid verleden tijd
- ik had bijgezet
- jij had bijgezet
- hij/zij/het had bijgezet
- wij hadden bijgezet
- jullie hadden bijgezet
- zij hadden bijgezet
Past perfect
- I had buried
- you had buried
- he/she/it had buried
- we had buried
- you had buried
- they had buried
Toekomende tijd I
- ik zal bijzetten
- jij zult bijzetten
- hij/zij/het zal bijzetten
- wij zullen bijzetten
- jullie zullen bijzetten
- zij zullen bijzetten
Future
- I will bury
- you will bury
- he/she/it will bury
- we will bury
- you will bury
- they will bury
Toekomende tijd II
- ik zal bijgezet hebben
- jij zult bijgezet hebben
- hij/zij/het zal bijgezet hebben
- wij zullen bijgezet hebben
- jullie zullen bijgezet hebben
- zij zullen bijgezet hebben
Future perfect
- I will have buried
- you will have buried
- he/she/it will have buried
- we will have buried
- you will have buried
- they will have buried
Conditionalis I
- ik zou bijzetten
- jij zou bijzetten
- hij/zij/het zou bijzetten
- wij zouden bijzetten
- jullie zouden bijzetten
- zij zouden bijzetten
Conditional present
- I would bury
- you would bury
- he/she/it would bury
- we would bury
- you would bury
- they would bury
Conditionalis II
- ik zou hebben bijgezet
- jij zou hebben bijgezet
- hij/zij/het zou hebben bijgezet
- wij zouden hebben bijgezet
- jullie zouden hebben bijgezet
- zij zouden hebben bijgezet
Conditional perfect
- I would have buried
- you would have buried
- he/she/it would have buried
- we would have buried
- you would have buried
- they would have buried
Imperatief
- jij zet bij
- jullie zet bij
Imperative
- you bury
- you bury