Vervoeging van binnenblijven
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik blijf binnen
- jij blijft binnen
- hij/zij/het blijft binnen
- wij blijven binnen
- jullie blijven binnen
- zij blijven binnen
Onvoltooid verleden tijd
- ik bleef binnen
- jij bleef binnen
- hij/zij/het bleef binnen
- wij bleven binnen
- jullie bleven binnen
- zij bleven binnen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb binnengebleven
- jij hebt binnengebleven
- hij/zij/het heeft binnengebleven
- wij hebben binnengebleven
- jullie hebben binnengebleven
- zij hebben binnengebleven
Voltooid verleden tijd
- ik had binnengebleven
- jij had binnengebleven
- hij/zij/het had binnengebleven
- wij hadden binnengebleven
- jullie hadden binnengebleven
- zij hadden binnengebleven
Toekomende tijd I
- ik zal binnenblijven
- jij zult binnenblijven
- hij/zij/het zal binnenblijven
- wij zullen binnenblijven
- jullie zullen binnenblijven
- zij zullen binnenblijven
Toekomende tijd II
- ik zal binnengebleven hebben
- jij zult binnengebleven hebben
- hij/zij/het zal binnengebleven hebben
- wij zullen binnengebleven hebben
- jullie zullen binnengebleven hebben
- zij zullen binnengebleven hebben
Conditionalis I
- ik zou binnenblijven
- jij zou binnenblijven
- hij/zij/het zou binnenblijven
- wij zouden binnenblijven
- jullie zouden binnenblijven
- zij zouden binnenblijven
Conditionalis II
- ik zou hebben binnengebleven
- jij zou hebben binnengebleven
- hij/zij/het zou hebben binnengebleven
- wij zouden hebben binnengebleven
- jullie zouden hebben binnengebleven
- zij zouden hebben binnengebleven
Imperatief
- jij blijf binnen
- jullie blijft binnen