Vervoeging van binnenhouden

Onbepaalde wijs (infinitief): binnenhouden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik houd binnen
    • jij houdt binnen
    • hij/zij/het houdt binnen
    • wij houden binnen
    • jullie houden binnen
    • zij houden binnen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hield binnen
    • jij hield binnen
    • hij/zij/het hield binnen
    • wij hielden binnen
    • jullie hielden binnen
    • zij hielden binnen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb binnengehouden
    • jij hebt binnengehouden
    • hij/zij/het heeft binnengehouden
    • wij hebben binnengehouden
    • jullie hebben binnengehouden
    • zij hebben binnengehouden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had binnengehouden
    • jij had binnengehouden
    • hij/zij/het had binnengehouden
    • wij hadden binnengehouden
    • jullie hadden binnengehouden
    • zij hadden binnengehouden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal binnenhouden
    • jij zult binnenhouden
    • hij/zij/het zal binnenhouden
    • wij zullen binnenhouden
    • jullie zullen binnenhouden
    • zij zullen binnenhouden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal binnengehouden hebben
    • jij zult binnengehouden hebben
    • hij/zij/het zal binnengehouden hebben
    • wij zullen binnengehouden hebben
    • jullie zullen binnengehouden hebben
    • zij zullen binnengehouden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou binnenhouden
    • jij zou binnenhouden
    • hij/zij/het zou binnenhouden
    • wij zouden binnenhouden
    • jullie zouden binnenhouden
    • zij zouden binnenhouden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben binnengehouden
    • jij zou hebben binnengehouden
    • hij/zij/het zou hebben binnengehouden
    • wij zouden hebben binnengehouden
    • jullie zouden hebben binnengehouden
    • zij zouden hebben binnengehouden
  • Imperatief

    • jij houd binnen
    • jullie houdt binnen

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van binnenhouden