Vervoeging van binnenleiden

Onbepaalde wijs (infinitief): binnenleiden

Vertaling: introduire

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik leid binnen
  • jij leidt binnen
  • hij/zij/het leidt binnen
  • wij leiden binnen
  • jullie leiden binnen
  • zij leiden binnen

Présent

  • j'introduis
  • tu introduis
  • il/elle introduit
  • nous introduisons
  • vous introduisez
  • ils/elles introduisent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik leidde binnen
  • jij leidde binnen
  • hij/zij/het leidde binnen
  • wij leidden binnen
  • jullie leidden binnen
  • zij leidden binnen

Indicatif imparfait

  • j'introduisais
  • tu introduisais
  • il/elle introduisait
  • nous introduisions
  • vous introduisiez
  • ils/elles introduisaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb binnengeleid
  • jij hebt binnengeleid
  • hij/zij/het heeft binnengeleid
  • wij hebben binnengeleid
  • jullie hebben binnengeleid
  • zij hebben binnengeleid

Indicatif passé composé

  • j'ai introduit
  • tu as introduit
  • il/elle a introduit
  • nous avons introduit
  • vous avez introduit
  • ils/elles ont introduit

Voltooid verleden tijd

  • ik had binnengeleid
  • jij had binnengeleid
  • hij/zij/het had binnengeleid
  • wij hadden binnengeleid
  • jullie hadden binnengeleid
  • zij hadden binnengeleid

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais introduit
  • tu avais introduit
  • il/elle avait introduit
  • nous avions introduit
  • vous aviez introduit
  • ils/elles avaient introduit

Toekomende tijd I

  • ik zal binnenleiden
  • jij zult binnenleiden
  • hij/zij/het zal binnenleiden
  • wij zullen binnenleiden
  • jullie zullen binnenleiden
  • zij zullen binnenleiden

Indicatif futur

  • j'introduirai
  • tu introduiras
  • il/elle introduira
  • nous introduirons
  • vous introduirez
  • ils/elles introduiront

Toekomende tijd II

  • ik zal binnengeleid hebben
  • jij zult binnengeleid hebben
  • hij/zij/het zal binnengeleid hebben
  • wij zullen binnengeleid hebben
  • jullie zullen binnengeleid hebben
  • zij zullen binnengeleid hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai introduit
  • tu auras introduit
  • il/elle aura introduit
  • nous aurons introduit
  • vous aurez introduit
  • ils/elles auront introduit

Conditionalis I

  • ik zou binnenleiden
  • jij zou binnenleiden
  • hij/zij/het zou binnenleiden
  • wij zouden binnenleiden
  • jullie zouden binnenleiden
  • zij zouden binnenleiden

Conditionnel présent

  • j'introduirais
  • tu introduirais
  • il/elle introduirait
  • nous introduirions
  • vous introduiriez
  • ils/elles introduiraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben binnengeleid
  • jij zou hebben binnengeleid
  • hij/zij/het zou hebben binnengeleid
  • wij zouden hebben binnengeleid
  • jullie zouden hebben binnengeleid
  • zij zouden hebben binnengeleid

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais introduit
  • tu aurais introduit
  • il/elle aurait introduit
  • nous aurions introduit
  • vous auriez introduit
  • ils/elles auraient introduit

Imperatief

  • jij leid binnen
  • jullie leidt binnen

Impératif

  • tu introduis
  • vous introduisez