Vervoeging van blijven

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik blijf
    • jij blijft
    • hij/zij/het blijft
    • wij blijven
    • jullie blijven
    • zij blijven
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bleef
    • jij bleef
    • hij/zij/het bleef
    • wij bleven
    • jullie bleven
    • zij bleven
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben gebleven
    • jij bent gebleven
    • hij/zij/het is gebleven
    • wij zijn gebleven
    • jullie zijn gebleven
    • zij zijn gebleven
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was gebleven
    • jij was gebleven
    • hij/zij/het was gebleven
    • wij waren gebleven
    • jullie waren gebleven
    • zij waren gebleven
  • Toekomende tijd I

    • ik zal blijven
    • jij zult blijven
    • hij/zij/het zal blijven
    • wij zullen blijven
    • jullie zullen blijven
    • zij zullen blijven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gebleven zijn
    • jij zult gebleven zijn
    • hij/zij/het zal gebleven zijn
    • wij zullen gebleven zijn
    • jullie zullen gebleven zijn
    • zij zullen gebleven zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou blijven
    • jij zou blijven
    • hij/zij/het zou blijven
    • wij zouden blijven
    • jullie zouden blijven
    • zij zouden blijven
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn gebleven
    • jij zou zijn gebleven
    • hij/zij/het zou zijn gebleven
    • wij zouden zijn gebleven
    • jullie zouden zijn gebleven
    • zij zouden zijn gebleven
  • Imperatief

    • jij blijf
    • jullie blijft

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van blijven