Vervoeging van bliksemen
Onbepaalde wijs (infinitief): bliksemen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het bliksemt
Präsens Indikativ
- er/sie/es wetterleuchtet
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het bliksemde
Präteritum Indikativ
- er/sie/es wetterleuchtete
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gebliksemd
Perfekt Indikativ
- er/sie/es hat gewetterleuchtet
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gebliksemd
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es hatte gewetterleuchtet
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal bliksemen
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird wetterleuchten
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gebliksemd hebben
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird gewetterleuchtet haben
Conditionalis I
- hij/zij/het zou bliksemen
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde wetterleuchten
Conditionalis II
- hij/zij/het zou hebben gebliksemd
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde gewetterleuchtet haben