Vervoeging van blinderen

Vertaling: blindar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik blindeer
  • jij blindeert
  • hij/zij/het blindeert
  • wij blinderen
  • jullie blinderen
  • zij blinderen

Indicativo presente

  • yo blindo
  • blindas
  • él/ella blinda
  • nosotros blindamos
  • vosotros blindáis
  • ellos/ellas blindan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik blindeerde
  • jij blindeerde
  • hij/zij/het blindeerde
  • wij blindeerden
  • jullie blindeerden
  • zij blindeerden

Indefinido

  • yo blindé
  • blindaste
  • él/ella blindó
  • nosotros blindamos
  • vosotros blindasteis
  • ellos/ellas blindaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geblindeerd
  • jij hebt geblindeerd
  • hij/zij/het heeft geblindeerd
  • wij hebben geblindeerd
  • jullie hebben geblindeerd
  • zij hebben geblindeerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he blindado
  • has blindado
  • él/ella ha blindado
  • nosotros hemos blindado
  • vosotros habéis blindado
  • ellos/ellas han blindado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geblindeerd
  • jij had geblindeerd
  • hij/zij/het had geblindeerd
  • wij hadden geblindeerd
  • jullie hadden geblindeerd
  • zij hadden geblindeerd

Pluscuamperfecto

  • yo había blindado
  • habías blindado
  • él/ella había blindado
  • nosotros habíamos blindado
  • vosotros habíais blindado
  • ellos/ellas habían blindado

Toekomende tijd I

  • ik zal blinderen
  • jij zult blinderen
  • hij/zij/het zal blinderen
  • wij zullen blinderen
  • jullie zullen blinderen
  • zij zullen blinderen

Futuro I

  • yo blindaré
  • blindarás
  • él/ella blindará
  • nosotros blindaremos
  • vosotros blindaréis
  • ellos/ellas blindarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geblindeerd hebben
  • jij zult geblindeerd hebben
  • hij/zij/het zal geblindeerd hebben
  • wij zullen geblindeerd hebben
  • jullie zullen geblindeerd hebben
  • zij zullen geblindeerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré blindado
  • habrás blindado
  • él/ella habrá blindado
  • nosotros habremos blindado
  • vosotros habréis blindado
  • ellos/ellas habrán blindado

Conditionalis I

  • ik zou blinderen
  • jij zou blinderen
  • hij/zij/het zou blinderen
  • wij zouden blinderen
  • jullie zouden blinderen
  • zij zouden blinderen

Condicional

  • yo blindaría
  • blindarías
  • él/ella blindaría
  • nosotros blindaríamos
  • vosotros blindaríais
  • ellos/ellas blindarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geblindeerd
  • jij zou hebben geblindeerd
  • hij/zij/het zou hebben geblindeerd
  • wij zouden hebben geblindeerd
  • jullie zouden hebben geblindeerd
  • zij zouden hebben geblindeerd

Condicional perfecto

  • yo habría blindado
  • habrías blindado
  • él/ella habría blindado
  • nosotros habríamos blindado
  • vosotros habríais blindado
  • ellos/ellas habrían blindado

Imperatief

  • jij blindeer
  • jullie blindeert

Imperativo presente

  • blinda
  • vosotros blindad

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van blinderen