Vervoeging van bloten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bloot
- jij bloot
- hij/zij/het bloot
- wij bloten
- jullie bloten
- zij bloten
Onvoltooid verleden tijd
- ik blootte
- jij blootte
- hij/zij/het blootte
- wij blootten
- jullie blootten
- zij blootten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebloot
- jij hebt gebloot
- hij/zij/het heeft gebloot
- wij hebben gebloot
- jullie hebben gebloot
- zij hebben gebloot
Voltooid verleden tijd
- ik had gebloot
- jij had gebloot
- hij/zij/het had gebloot
- wij hadden gebloot
- jullie hadden gebloot
- zij hadden gebloot
Toekomende tijd I
- ik zal bloten
- jij zult bloten
- hij/zij/het zal bloten
- wij zullen bloten
- jullie zullen bloten
- zij zullen bloten
Toekomende tijd II
- ik zal gebloot hebben
- jij zult gebloot hebben
- hij/zij/het zal gebloot hebben
- wij zullen gebloot hebben
- jullie zullen gebloot hebben
- zij zullen gebloot hebben
Conditionalis I
- ik zou bloten
- jij zou bloten
- hij/zij/het zou bloten
- wij zouden bloten
- jullie zouden bloten
- zij zouden bloten
Conditionalis II
- ik zou hebben gebloot
- jij zou hebben gebloot
- hij/zij/het zou hebben gebloot
- wij zouden hebben gebloot
- jullie zouden hebben gebloot
- zij zouden hebben gebloot
Imperatief
- jij bloot
- jullie bloot