Vervoeging van bolwerken

Vertaling: to manage

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bolwerk
  • jij bolwerkt
  • hij/zij/het bolwerkt
  • wij bolwerken
  • jullie bolwerken
  • zij bolwerken

Present

  • I manage
  • you manage
  • he/she/it manages
  • we manage
  • you manage
  • they manage

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bolwerkte
  • jij bolwerkte
  • hij/zij/het bolwerkte
  • wij bolwerkten
  • jullie bolwerkten
  • zij bolwerkten

Simple past

  • I managed
  • you managed
  • he/she/it managed
  • we managed
  • you managed
  • they managed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gebolwerkt
  • jij hebt gebolwerkt
  • hij/zij/het heeft gebolwerkt
  • wij hebben gebolwerkt
  • jullie hebben gebolwerkt
  • zij hebben gebolwerkt

Present perfect

  • I have managed
  • you have managed
  • he/she/it has managed
  • we have managed
  • you have managed
  • they have managed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gebolwerkt
  • jij had gebolwerkt
  • hij/zij/het had gebolwerkt
  • wij hadden gebolwerkt
  • jullie hadden gebolwerkt
  • zij hadden gebolwerkt

Past perfect

  • I had managed
  • you had managed
  • he/she/it had managed
  • we had managed
  • you had managed
  • they had managed

Toekomende tijd I

  • ik zal bolwerken
  • jij zult bolwerken
  • hij/zij/het zal bolwerken
  • wij zullen bolwerken
  • jullie zullen bolwerken
  • zij zullen bolwerken

Future

  • I will manage
  • you will manage
  • he/she/it will manage
  • we will manage
  • you will manage
  • they will manage

Toekomende tijd II

  • ik zal gebolwerkt hebben
  • jij zult gebolwerkt hebben
  • hij/zij/het zal gebolwerkt hebben
  • wij zullen gebolwerkt hebben
  • jullie zullen gebolwerkt hebben
  • zij zullen gebolwerkt hebben

Future perfect

  • I will have managed
  • you will have managed
  • he/she/it will have managed
  • we will have managed
  • you will have managed
  • they will have managed

Conditionalis I

  • ik zou bolwerken
  • jij zou bolwerken
  • hij/zij/het zou bolwerken
  • wij zouden bolwerken
  • jullie zouden bolwerken
  • zij zouden bolwerken

Conditional present

  • I would manage
  • you would manage
  • he/she/it would manage
  • we would manage
  • you would manage
  • they would manage

Conditionalis II

  • ik zou hebben gebolwerkt
  • jij zou hebben gebolwerkt
  • hij/zij/het zou hebben gebolwerkt
  • wij zouden hebben gebolwerkt
  • jullie zouden hebben gebolwerkt
  • zij zouden hebben gebolwerkt

Conditional perfect

  • I would have managed
  • you would have managed
  • he/she/it would have managed
  • we would have managed
  • you would have managed
  • they would have managed

Imperatief

  • jij bolwerk
  • jullie bolwerkt

Imperative

  • you manage
  • you manage