Vervoeging van brandmerken
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik brandmerk
- jij brandmerkt
- hij/zij/het brandmerkt
- wij brandmerken
- jullie brandmerken
- zij brandmerken
Onvoltooid verleden tijd
- ik brandmerkte
- jij brandmerkte
- hij/zij/het brandmerkte
- wij brandmerkten
- jullie brandmerkten
- zij brandmerkten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebrandmerkt
- jij hebt gebrandmerkt
- hij/zij/het heeft gebrandmerkt
- wij hebben gebrandmerkt
- jullie hebben gebrandmerkt
- zij hebben gebrandmerkt
Voltooid verleden tijd
- ik had gebrandmerkt
- jij had gebrandmerkt
- hij/zij/het had gebrandmerkt
- wij hadden gebrandmerkt
- jullie hadden gebrandmerkt
- zij hadden gebrandmerkt
Toekomende tijd I
- ik zal brandmerken
- jij zult brandmerken
- hij/zij/het zal brandmerken
- wij zullen brandmerken
- jullie zullen brandmerken
- zij zullen brandmerken
Toekomende tijd II
- ik zal gebrandmerkt hebben
- jij zult gebrandmerkt hebben
- hij/zij/het zal gebrandmerkt hebben
- wij zullen gebrandmerkt hebben
- jullie zullen gebrandmerkt hebben
- zij zullen gebrandmerkt hebben
Conditionalis I
- ik zou brandmerken
- jij zou brandmerken
- hij/zij/het zou brandmerken
- wij zouden brandmerken
- jullie zouden brandmerken
- zij zouden brandmerken
Conditionalis II
- ik zou hebben gebrandmerkt
- jij zou hebben gebrandmerkt
- hij/zij/het zou hebben gebrandmerkt
- wij zouden hebben gebrandmerkt
- jullie zouden hebben gebrandmerkt
- zij zouden hebben gebrandmerkt
Imperatief
- jij brandmerk
- jullie brandmerkt