Vervoeging van brandschatten
Onbepaalde wijs (infinitief): brandschatten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik brandschat
- jij brandschat
- hij/zij/het brandschat
- wij brandschatten
- jullie brandschatten
- zij brandschatten
Present
- I loot
- you loot
- he/she/it loots
- we loot
- you loot
- they loot
Onvoltooid verleden tijd
- ik brandschatte
- jij brandschatte
- hij/zij/het brandschatte
- wij brandschatten
- jullie brandschatten
- zij brandschatten
Simple past
- I looted
- you looted
- he/she/it looted
- we looted
- you looted
- they looted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebrandschat
- jij hebt gebrandschat
- hij/zij/het heeft gebrandschat
- wij hebben gebrandschat
- jullie hebben gebrandschat
- zij hebben gebrandschat
Present perfect
- I have looted
- you have looted
- he/she/it has looted
- we have looted
- you have looted
- they have looted
Voltooid verleden tijd
- ik had gebrandschat
- jij had gebrandschat
- hij/zij/het had gebrandschat
- wij hadden gebrandschat
- jullie hadden gebrandschat
- zij hadden gebrandschat
Past perfect
- I had looted
- you had looted
- he/she/it had looted
- we had looted
- you had looted
- they had looted
Toekomende tijd I
- ik zal brandschatten
- jij zult brandschatten
- hij/zij/het zal brandschatten
- wij zullen brandschatten
- jullie zullen brandschatten
- zij zullen brandschatten
Future
- I will loot
- you will loot
- he/she/it will loot
- we will loot
- you will loot
- they will loot
Toekomende tijd II
- ik zal gebrandschat hebben
- jij zult gebrandschat hebben
- hij/zij/het zal gebrandschat hebben
- wij zullen gebrandschat hebben
- jullie zullen gebrandschat hebben
- zij zullen gebrandschat hebben
Future perfect
- I will have looted
- you will have looted
- he/she/it will have looted
- we will have looted
- you will have looted
- they will have looted
Conditionalis I
- ik zou brandschatten
- jij zou brandschatten
- hij/zij/het zou brandschatten
- wij zouden brandschatten
- jullie zouden brandschatten
- zij zouden brandschatten
Conditional present
- I would loot
- you would loot
- he/she/it would loot
- we would loot
- you would loot
- they would loot
Conditionalis II
- ik zou hebben gebrandschat
- jij zou hebben gebrandschat
- hij/zij/het zou hebben gebrandschat
- wij zouden hebben gebrandschat
- jullie zouden hebben gebrandschat
- zij zouden hebben gebrandschat
Conditional perfect
- I would have looted
- you would have looted
- he/she/it would have looted
- we would have looted
- you would have looted
- they would have looted
Imperatief
- jij brandschat
- jullie brandschat
Imperative
- you loot
- you loot