Vervoeging van briesen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bries
    • jij briest
    • hij/zij/het briest
    • wij briesen
    • jullie briesen
    • zij briesen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik brieste
    • jij brieste
    • hij/zij/het brieste
    • wij briesten
    • jullie briesten
    • zij briesten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gebriest
    • jij hebt gebriest
    • hij/zij/het heeft gebriest
    • wij hebben gebriest
    • jullie hebben gebriest
    • zij hebben gebriest
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gebriest
    • jij had gebriest
    • hij/zij/het had gebriest
    • wij hadden gebriest
    • jullie hadden gebriest
    • zij hadden gebriest
  • Toekomende tijd I

    • ik zal briesen
    • jij zult briesen
    • hij/zij/het zal briesen
    • wij zullen briesen
    • jullie zullen briesen
    • zij zullen briesen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gebriest hebben
    • jij zult gebriest hebben
    • hij/zij/het zal gebriest hebben
    • wij zullen gebriest hebben
    • jullie zullen gebriest hebben
    • zij zullen gebriest hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou briesen
    • jij zou briesen
    • hij/zij/het zou briesen
    • wij zouden briesen
    • jullie zouden briesen
    • zij zouden briesen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gebriest
    • jij zou hebben gebriest
    • hij/zij/het zou hebben gebriest
    • wij zouden hebben gebriest
    • jullie zouden hebben gebriest
    • zij zouden hebben gebriest
  • Imperatief

    • jij bries
    • jullie briest

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van briesen