Vervoeging van buien
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het buit
- zij buien
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het buide
- zij buiden
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gebuid
- zij hebben gebuid
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gebuid
- zij hadden gebuid
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal buien
- zij zult buien
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gebuid hebben
- zij zult gebuid hebben
Conditionalis I
- hij/zij/het zal buien
- zij zullen buien
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gebuid
- zij zullen hebben gebuid